Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ARSOLRAAD

betekenis & definitie

is de afkorting voor arbeiders-en soldatenraad, organisatie ter doorzetting van bepaalde politieke en economische eisen, bestaande uit vertrouwenslieden der arbeiders en soldaten in het aanvangsstadium van 20ste-eeuwse revoluties. De gedachte van arbeidersraden gaat op socialistische theoretici uit de 19de eeuw terug, o.a. op Proudhon; soldatenraden hebben reeds in de Engelse revolutie van de 17de eeuw bestaan; de eerste arbeidersraden komen op in de Russische revolutie van 1905 (sovjet); de combinatie voor het eerst in die van 1917.

Naar dit Russische voorbeeld werden in de Duitse revolutie van 1918 arsolraden gevormd, 7 Nov. de eerste in München, 9 Nov. in Berlijn, 10 Nov. had de verkiezing van een Vollzugsrat plaats, die de arsolraden voor de dragers van de politieke macht in Duitsland verklaart en als zodanig in competentie-conflict komt met de Rat der Volksbeauftragten (het ministerie). 22 Nov.: compromis tussen beide lichamen, waarbij de raad der Volksbeauftragten als uitvoerende macht beschouwd wordt. 16-20 Dec. 1918 eerste rijkscongres der arsolraden met 514 gedelegeerden, waar een Zentralrat der soz. Rep. Deutschlands gekozen wordt. Deze Zentralrat draagt na de verkiezingen van 19 Jan. 1919 voor de Nationale Vergadering, die burgerlijk uitvallen, zijn macht aan het nieuwe parlement over. Daardoor beginnen de arsolraden hun betekenis te verliezen, hetgeen nog duidelijker blijkt op het tweede congres (8-14 Apr. 1919), waar de meerderheidssocialisten tegenover de Onafhankelij ken in de meerderheid zijn. Wanneer de meerderheidssocialisten 16 Apr. d.a.v. bovendien met de burgerlijke democraten uittreden, verloopt de hele organisatie. Nieuwe verkiezingen zijn nog wel voorbereid, maar niet meer uitgevoerd.Lit.: Friters, Räte, Selbstorganisation und Reichsverfassung (1919); Seeling, Der Rätegedanke und seine Verwirklichung (1927); Verslagen van de beide congressen in Schulthess’ Europ. Geschichtskalender voor 1918, I, blz. 574-590 en 1919, I, blz. 168-171.

< >