Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

AROWAKKEN

betekenis & definitie

is de verzamelnaam voor een groot aantal volksgroepen, die samen een zekere taalkundige eenheid vormen, wonende in het stroomgebied van de Amazone en Orinoco, langs de noordkust van Zuid-Amerika tot op de Antillen. De Indianenstammen van Suriname worden tot hen gerekend.

Anthropologisch vormen deze geen eenheid. Zij vertonen dezelfde verscheidenheid van type als de Cariben, die hun zeer vijandig zijn, maar naar het uiterlijk niet van hen zijn te onderscheiden. Zij zijn klein van gestalte (1,55-1,59 m) en hebben gitzwart haar, dat echter zowel sluik als golvend en zelfs enigermate kroes kan zijn. Hoewel baardgroei over het algemeen ontbreekt, komen er toch ook wel baardige individuen voor. Hun gelaat heeft een Mongools voorkomen, toe te schrijven aan de zgn. Mongolenplooi, die hun ogen schijnbaar scheef doet staan. Hun gelaat is breed; de vorm van de neus is zeer verschillend, plat en breed, maar ook wel smal en recht.Ook ten aanzien van de cultuur vertonen de Arowakken grote verschillen, wat wel moet worden toegeschreven aan de grote verbreiding van deze taalgroep, waardoor de leden er van in zeer verschillende omstandigheden kwamen. Zij hebben door hun overmacht zeer vele omwonende stammen onderworpen en zich te midden van hen gevestigd. Door huwelijken, die zij met de dochters van de onderworpenen sloten, werd de culturele beïnvloeding nog sterker. Bij voorkeur werden die volken in het Arowakse volksverband opgenomen, welke voor de Arowakken nuttige goederen leverden, bijv. Troemai, fabrikanten van stenen bijlen. De dooreenmenging van volken werd nog vergroot doordat de Cariben uit de Antillen naar het Z. drongen en zich in het woongebied der Arowakken vestigden. Zo zijn bijv. de Arowakkenstammen Ginyau, Wapinhana, Atorai, Taroema geheel door Cariben omgeven, wat natuurlijk weer een anthropologische en culturele beïnvloeding tot gevolg heeft gehad. Het is dan ook geen wonder, dat het aantal hypothesen omtrent de eigenlijke woonplaats der Arowakken, hun oorspronkelijke cultuur, taal, raskenmerken enz. groot is.

Het hoofdmiddel van bestaan is een zeer extensieve landbouw, die de vorm heeft van roofbouw en telkens werden daartoe nieuwe gebieden in bezit genomen. Maïs en maniok zijn de voornaamste gewassen. De mannen rooien het oerwoud en de vrouwen planten en oogsten. Ook het bereiden van de plantenvoeding is werk der vrouwen, terwijl de man door jacht en visserij in de vleesvoeding heeft te voorzien. Tegen de gevaren der grote overstromingen beschermde men zich door te gaan wonen op opgeworpen heuveltjes, te vergelijken met Nederlandse terpen. Ook bracht men kunstmatige verbindingen tussen twee rivieren tot stand om het dreigende water spoedig kwijt te raken.

Max Schmidt veronderstelt, dat zelfs de bekende bifurcatie tussen Amazone en Orinoco door de Arowakken is tot stand gebracht. Het is niet onmogelijk, dat voor dergelijke grote graafwerken juist onderworpen volken werden te werk gesteld. Tot de genotmiddelen behoort o.a. de tabak, die door de Arowakken naar het Z. is gebracht; bij hen althans vindt men talrijke sagen, waarin de beer voorkomt als brenger van de tabak. Ook de cacao schijnt reeds eeuwen bij hen bekend te zijn en de manier, waarop zij de bonen met kokend water bewerkten, werd in Europa precies nagevolgd. Onder de verbouwde manioksoorten waren er, die een sterk vergif bevatten. Zij wisten dit af te zonderen, waardoor het meel ongevaarlijk werd en het vergif gebruikt kon worden voor de conservering van vlees.

Een gedeelte van het gewonnen meel werd in de zon of boven vuur zodanig gedroogd, dat het als voorraad kon dienen voor eventueel komende slechte tijden. Ook maïs werd gebruikt voor datzelfde doel. Ten tijde der ontdekking maakte men bij het vissen gebruik van een klein visje, voorzien van een zuignapje. Het hechtte zich vast aan een grote vis en samen werden ze dan opgehaald (remoravisserij).

Het huwelijk is meest monogaam. Het is matrilokaal, d.i. de man gaat in het dorp der vrouw wonen. De huwelijksverwantschap is matrilineaal. De kinderen erven dus van de familie van moederszijde. Toch speelt ook de familie van den vader een rol. De couvade is bij de Arowakken vrij algemeen.

Besnijdenis werd bij enkele geïsoleerde stammen opgemerkt. In den regel geldt dit alleen de jongens, een enkele maal echter ook de meisjes.

De doden worden bij de zuidelijke Arowakken in grote urnen begraven (z begrafenis), allerlei dansen worden uitgevoerd om de wraakzucht der dodengeesten te ontgaan en hen te verzoenen. Hierbij zijn maskerdansen een voorname factor, omdat men meent, dat ze een grote magische kracht op alle geesten uitoefenen. Kannibalisme kwam voor in de vorm van endo- en exokannibalisme, doch is thans vrijwel verdwenen.

De religie der Arowakken is een geloof aan geesten, vooral aan demonen. Voor hen zijn zij bang, met de goede geesten houden zij zich eigenlijk niet bezig, deze zijn immers goed en van hen heeft men niets te vrezen. Zon en maan treden op als menselijke wezens met menselijke eigenschappen, goede en kwade (z Indianen).

PROF. DR H. TH. FISCHER

Lit.: Max Schmidt, Die Arawaken (1917); Church, Aborigines of South America (1912); Haddon, The wanderings of peoples (1911); v. d. Steinen, Unter den Naturvölkern Zentral-Brasiliens (1894); Schomburck, Reisen in Brit. Guyana (1847); C. H. de Goeje, The Arawak Language (1928).

< >