Nederlands dichter (Vlaardingen 3 Juli 1687 - 17 Oct. 1763), was reeds vroeg klerk bij een notaris, doch begaf zich weldra naar Dordrecht om er de betrekking te aanvaarden van schrijver of boekhouder bij de bank van lening. Hier kwam hij in aanraking met enige dichters, leerde Latijn en vertaalde de Feestdagen van Ovidius.
Sinds 1713 was hij te Amsterdam als boekhouder werkzaam en daarna aan de bank van lening te Vlaardingen. Hij is het meest bekend door zijn bijbels heldendicht Abraham de Aartsvader (1727), dat in zijn tijd als een voorbeeld voor degelijke epische poëzie beschouwd werd.
Bibl.: Ovidius Naso’s Feestdagen in dicht vertaald (1719, 2de dr. 1730); Abraham de Aartsvader (11de dr., 1841); Mengeldichten (1738); Vervolg der Mengeldichten (1753); Zijdebalen, hofdicht (1740).
L.it.: J. Koopmans, Ara. H.’s Abraham de Aartsvader (De Nieuwe Taalgids XII, 1918).