is een balkon- of erkerachtige uitbouw boven stads- of kasteelpoorten, met als voornaamste bestemming den vijand, die de poort wil naderen, te bestoken; vandaar de schietholen, kantelen en pekgaten, veelal in de arkel-balustrade aangebracht.Zo komt het ook, dat de arkel niet van de grond af gesteund wordt doch rust op in de muur van het bouwlichaam aangebrachte balken of stenen uitkragingen. Gedurende de late middeleeuwen, wanneer de sloten allengs hun militair karakter gaan verliezen, blijft de arkel als wandbrekend sierelement bestaan.
We ontmoeten ze eerst bij lustsloten en paleizen, doch al heel spoedig ook aan burgerwoningen. Er zijn veelhoekige en ronde arkels; ze zijn met de daarachter liggende ruimte tot één geheel verbonden (erker), of ze vormen een aparte ruimte, toegankelijk vanuit de daarachter gelegen hal, gang of zaal (z balkon en erker). De arkelbouw ontwikkelde zich vooral in Bourgondië, Zuid-Duitsland, Zwitserland en Tirol. Een fraai voorbeeld biedt de zgn. Helpoort te Maastricht.