is een gemeente in Zuid-Holland, aan de Linge even boven Gorinchem, met, op 817 ha, in 1946: 1239 (Prot.) inw. Hoofdmiddel van bestaan is veehouderij en betonindustrie.
De heerlijkheid of het land van Arkel, voorheen toebehorende aan het Oudnederlandse geslacht van die naam, was gelegen in het graafschap Teisterbant tussen de Lek en de Merwede, en grensde aan Gelderland, Holland, Utrecht en Brabant. Daartoe behoorden, behalve de hoofdstad Gorinchem, ten minste nog de stadjes Heukelom, Asperen, Leerdam, Gasperen, Hagestein, Haastrecht en Schoonrewoerd, benevens Everstein, Reinestein, ’s-Heer-Aerntsbergen (Bergambacht), Zoelen en Oosterwijk. De Arkelse goederen, voor zover niet allodiaal, waren ten dele Hollands, ten dele Utrechts, ten dele Gelders leen. Het slot der heren van Arkel verhief zich aanvankelijk op de linkeroever van de Linge, tegenover de tegenwoordige kerk van het dorp Arkel. Een tweede burcht, in de 13de eeuw gebouwd ten O. van Gorinchem, werd in 1412 verwoest door graaf Willem VI van Holland, en het gebouw dat deze vervolgens bij de Merwede stichtte, had een beter lot. Enige jaren na de verovering door e Watergeuzen begon de sloping door de burgers, welke tot 1600 doorging.
Als eerste heer en stamvader van het geslacht wordt Heyman (in de tijd van graaf Dirk II) genoemd. Deze onvoldoend gestaafde overlevering kan thans naar het rijk der fabelen worden verwezen. Historisch zekere leden van het geslacht zijn:
Jan, die in een oorkonde van 1254 genoemd wordt. Zijn geslacht, gesproten uit dat der Lede’s, had bezittingen tussen Lek en Merwede; hij is waarschijnlijk in 1264 gestorven.
Jan (II), gest. 1297, wordt in 1281 „ridder” genoemd en was een zoon van den voorgaande. Hij verwierf de „villa” Gorkum. Zijn broeder Aernoud heet heer van Noordeloos. Zijn zoon is
Jan (III), als zijn vader „heer” van Arkel genoemd, speelde een rol onder graaf Willem III en is de vader der beide volgenden. Overigens is weinig van hem bekend.
Jan (IV), gest. kort na 1358, heeft een belangrijk aandeel gehad in de eerste strijd tussen de Hoeken en Kabeljauwen; vooral uit vete tegen de heren van Duivenvoorde stelde hij zich aan de zijde van Willem V, bij de Kabeljauwse partij. Zijn broeder was Jan van Arkel, bisschop van Utrecht (1342-1364) en daarna van Luik (1364i Juli 1378) (begr. te Utrecht).
Otto, heer van Arkel, bekleedde enige tijd aan het hof van hertog Albrecht van Beieren een belangrijke post.
Jan (V), de laatste heer van Arkel, zoon van Otto van Arkel, behoorde met zijn vader tot de partij der Kabeljauwen onder het regentschap van Albrecht; deze partijkeuze staat in verband met de strijd der heren van Arkel, als bezitters van het stadje Gorinchem, tegen de machtige stad Dordrecht met haar voor anderen zo schadelijk stapelrecht. Tevens nam hij een machtige positie in door zijn vele bezittingen op de grens van Holland, Gelre en het sticht Utrecht. Na de moord op Aleida* van Poelgeest kwam hij, als Kabeljauws edelman, in de gunst en werd trezorier van Holland, maar dit duurde slechts korte tijd, daar de graaf zich weer met zijn zoon Willem verzoende. Deze zag echter sinds die tijd in Jan van Arkel zijn onverzoenlijken vijand. In 1401 reeds begon de strijd, die mede een gevolg was van Jans aanmatigende houding: hij beschouwde zichzelf niet als leenman van Holland en stuurde, na de dood van zijn vader, aan den graaf „ontzegbrieven”; heftig werd de strijd onder graaf Willem VI. De graaf werd gesteund door alle vijanden van den machtigen edelman: den bisschop van Utrecht, den heer van Vianen en de stad Dordrecht.
Jarenlang werd de strijd verwoed gevoerd, vooral om Gorkum, waaraan ook Reinald van Gelre meedeed, de zwager van heer Jan. In 1412 verloor van Arkel vrijwel alle bezittingen, die grotendeels direct aan den graaf van Holland vervielen. Hij kon toen nog slechts een persoonlijke strijd tegen het Beierse huis voeren, werd door Philips van Bourgondië gevangengenomen en na 8 jaren weer ontslagen. Kort daarna stierf hij.
Willem van Arkel was de zoon van den laatstgenoemden Jan en de vermoedelijke opvolger in Gelre. Hij werkte in de Arkelse oorlog lange tijd met zijn vader samen, maar verbond zich ook tijdelijk met de burgers van Gorkum tegen zijn vader; enige tijd later verzoend met hem, veroverde hij die stad weer voor Jan. Na het verlies van het land van Arkel zette hij de strijd voort, veroverde na de dood van Willem VI Gorkum nog eens, maar sneuvelde in 1417 in een straatgevecht.
Lit.: O. Merckens, J. W. Groesbeek en J. P. de Man, Arkeliana Vetera, Maandbl. Ned. Leeuw 1943, kol. 225.