Nederlands bouwmeester (ca 1600 - Middelburg 8 Febr. 1662), trad op als medewerkend architect bij de bouw — voor Frederik Hendrik — van de paleizen Honselaarsdijk en ter Nieuburch (Rijswijk). Zelfstandig bouwde hij daarna (1636) de St Sebastiaansdoelen te ’s-Gravenhage (waarin nu gevestigd het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie).
In 1637 werd hij aldaar benoemd tot stadsarchitect, „fabryck”; het volgende jaar in dezelfde functie te Leiden. Hier bouwde hij van 1639 af de Lakenhal (nu museum) en de Marekerk. In dezelfde tijd (I139-’40) werkte hij mee aan de bouw van de Wittevrouwenpoort te Utrecht en het raadhuis van Middelharnis. In 1651 maakte hij een nieuw ontwerp voor de — volgens de plannen van Post en Drijfhout in aanbouw zijnde — Oostkerk te Middelburg.
Nadat hij, in 1654, te Leiden in ongenade was gevallen vertrok hij naar Middelburg, waar hij in 1657 tot stadstimmerman werd benoemd.IR F. E. WILMER
Lit.: F. A. J. Vermeulen, Handboek tot de gesch. der Nederl. bouwkunst III, (1938), blz. 110 e.v.; D.
F. Slothouwer, De paleizen van Frederik Hendrik (1946), blz. 28 en bijlagen.