graaf van Porcien en Guines (ca 1385-1475), werd in 1415 heer van Croy, Renty, Seneghem enz. Hij streed reeds onder Jan zonder Vrees in de Bourgondische legers en werd de invloedrijke gunsteling van diens zoon Philips de Goede, die hem ca 1427 tot raad en eerste kamerheer aanstelde en hem, evenals zijn jongere broeder Jan van Chimay, bij de oprichting van de orde van het Gulden Vlies, in 1430, hierin opnam.
De beide Croy’s verwierven zich een machtige positie in de Bourgondische Nederlanden. Anton werd o.m. kastelein (1448) en gouverneur van Namen, drost van Daelhem en Limburg (1451), stadhouder van Luxemburg (1452), kastelein van Ath en van Limburg (1459). Hij verkreeg, behalve het graafschap Porcien: Chièvres (1428), Beaumont (1453) en vele andere baronieën en heerlijkheden; Aarschot kwam door huwelijk in zijn bezit. Tijdens de laatste levensjaren van Philips de Goede bereikte de invloed van de Croy’s zijn hoogtepunt, ondanks de tegenkanting die zij ondervonden van de zijde van de graaf van Charollais (Karel de Stoute), die hierover met zijn vader in onmin geraakte.
Anton van Croy ijverde voor een nauw samengaan met de Franse koning Lodewijk XI, die na zijn troonsbestijging in 1461 hem tot grandmaître d’hötel van Frankrijk, grand sénéchal van Normandië en gouverneur van Champagne benoemde en hem het graafschap Guines schonk. Hij bewerkte dat Philips in 1463 toestemde in de terugkoop van de Somme-steden door de koning, die hem ook hierover tot gouverneur aanstelde. Toen Karel de Stoute zich in 1465 met zijn vader had verzoend en de regering had overgenomen, verbande hij de Croy’s en hun neef Jan van Lannoy uit zijn landen. Zij weken uit naar het Franse hof, vanwaar zij in de loop van de jaren achtereenvolgens weer terugkeerden. DR A. G. JONGKEES
Karel van Croy, prins van Chimay, hertog van Aarschot en van Croy, markies van Renty enz. (kasteel Beaumont 1 Juli 1560 - Beaufort, Artois 13 Jan. 1612), was de enige zoon van Philips (2) van Croy, hertog van Aarschot. Hij studeerde te Leuven. In 1577 fungeerde hij als plaatsvervanger van zijn vader te Antwerpen, maar hij kwam in vele opzichten tegenover deze te staan, doordat zijn vrouw, Maria van Brimeu, hem tot de Hervormde leer overhaalde. Hij was het echter niet eens met de afzwering van Philips II en ergerde zich over de heftigheid van vele leiders van de Orangisten.
In 1583 deed hij ijverig mee aan het afslaan van Anjou’s aanslag op Antwerpen (Franse Furie). Toen in Vlaanderen onder de voorstanders van het Calvinisme een sterke stroming tegen Oranje zich voordeed, werd hij benoemd tot stadhouder van Vlaanderen en gouverneur van Brugge. Hier stelde hij zich aan het hoofd van de partij, die onderwerping aan Parma onvermijdelijk achtte en bewerkte de capitulatie van de stad (1584) en zo de onderwerping van geheel Vlaanderen aan de koning. Hij keerde tot de Katholieke kerk terug. In 1587 nam hij deel aan het beleg van Sluis en in het volgende jaar stond hij aan het hoofd van de troepen, door Parma de aartsbisschop van Keulen te hulp gezonden.
Bij de veldtochten van Parma in Frankrijk was hij een van de hoofdofficieren en werd in 1592 stadhouder van Henegouwen en grande van Spanje. In 1597 werd hij stadhouder van Artois, in 1599 ridder van het Gulden Vlies, in 1600 lid van de Raad van State. Hier toonde hij zich een voorstander van de rechten der edelen in het bestuur.
De prins van Chimay was een geletterd man, die belangrijke Mémoires naliet en behulpzaam was bij het werk van Gaspard Gevartius: Regum et imperatorum romanorum numismata.
Lit.: Reiffenberg, Une existence de grand seigneur au XVIe siècle (1845, ukg. met inl. van de Mémoires guerriers de ce qui s’est passé aux Pays-Bas depuis le commencement de 1600, jusques a la fin de Tan 1606, gedr. Antwerpen 1642).