Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-10-2024

ANTICYCLOON

betekenis & definitie

is de naam van een uitgesproken hogedrukgebied, in tegenstelling staande tot de depressie (lagedrukgebied), die in andere talen veelal cycloon wordt genoemd. De anticycloon kenmerkt zich op de weerkaart door een systeem van gesloten isobaren (evenals bij de depressie) , die om een barometrisch maximum heen lopen (bij de depressie om een barometrisch minimum).

De luchtbeweging is nabij het centrum, waar de drukverschillen altijd gering zijn, uiterst zwak, verder van het centrum is die (op het noordelijk halfrond) zodanig, dat men, met de wind meegaande de hoge druk aan de rechterzijde heeft (dit is een gevolg van de aardrotatie; op het zuidelijk halfrond is het juist andersom), doch bovendien is de luchtbeweging naar buiten (van de hoge druk af) gericht, de ene keer meer, de andere keer minder. Deze uitstroming aan het aardoppervlak (een vorm van divergentie, vooral te danken aan de wrijving langs het aardoppervlak en daarom wel als „wrijvingsdivergentie” aangeduid) wordt onderhouden door een algemene langzaam dalende luchtbeweging (subsidentie) in de hogere luchtlagen. Deze dalende beweging is oorzaak van twee kenmerkende verschijnselen: het oplossen van hogere bewolking binnen het hoge-drukgebied en het veelvuldig voorkomen van inversies (subsidentie-inversies), dat zijn lagen waarbinnen de temperatuur met de hoogte toeneemt (om boven de inversie weer verder af te nemen).Het weer binnen een hoge-drukgebied kan van verschillende factoren afhangen. Des zomers is het bijna altijd droog en zonnig. In de winter is het ook wel een gebied van weinig neerslag, maar wanneer de lucht in de onderste lagen voldoende vocht bevat (dit zal vooral het geval zijn als deze lucht van overzee afkomstig is), kan een gesloten laag wolkendek (stratus) soms dagenlang aanwezig zijn, vooral wanneer op niet te grote hoogte een inversie aanwezig is. In bepaalde gevallen kan zulk een wolkendek ook als mist op de aarde rusten. Is de lucht echter betrekkelijk droog (bij wind van over land, dus in Nederland bij oostelijke wind, zoals optreedt wanneer het centrum van de hoge druk noordelijk of noordoostelijk van ons land ligt), dan kan ook ’s winters helder weer met vorst worden verwacht. In het algemeen geeft het uitgesproken hoge-drukgebied door zijn grotere uitgebreidheid en langzame verplaatsing tijdperken van standvastig weer, in tegenstelling tot de snelle wisselingen, die in een depressiegebied op onze breedten veelal optreden.

Van groot belang voor de algemene circulatie in de atmosfeer zijn enerzijds de semi-permanente hoge-drukgebieden in de subtropen (zoals het zgn. „Azoren-hoge-drukgebied”), die, afgezien van tijdelijke storingen, in hoofdzaak alleen een jaarlijkse breedteverandering vertonen in verband met de zonnestand; anderzijds de seizoenshogedrukgebieden, zoals de winter-anticycloon in Siberië, die samenhangt met de grote winterkoude aldaar en als zodanig een koude anticycloon is („thermische” hogedruk).

Tegenover de koude („thermische”) hogedruk staat het „warme” hoge-drukgebied, waarvan de genoemde subtropische hoge-drukgebieden (of -gordels) voorbeelden zijn. Ook op onze breedten kunnen „warme” hoge-drukgebieden voorkomen; in het voorjaar wordt er bijv. dikwijls een bij Engeland gevonden. „Warm” wil hier zeggen, dat zoal niet in de alleronderste lagen, dan toch in het grootste gedeelte van de onderste 10 km der atmosfeer in zulk een hoge-drukgebied hogere temperaturen heersen dan op dezelfde hoogten in de omgeving. Dit betekent, dat de oorzaak van de betrekkelijk hoge druk niet in deze lagen van de atmosfeer (de troposfeer) zetelt, maar nog hoger, zodat bijv. op een kaart van het 5 km-niveau het hoge-drukgebied evenzeer, zo niet nog sterker, aanwezig is. De bovengrens van de troposfeer ligt dan hoger dan in de omgeving en de stratosfeer daarboven is kouder dan de omgeving — dat laatste is de oorzaak van de hoge druk.

De warme hoge-drukgebieden zijn, doordat zij zich tot op grote hoogte in de atmosfeer doen gevoelen, in den regel slechts aan langzame veranderingen onderhevig. De „koude” hoge-drukgebieden vinden hun oorzaak in de alleronderste kilometers van de atmosfeer. Op 5 km hoogte zijn zij niet meer te bespeuren. Voor zo ver wij niet met een semi-permanente seizoens-hogedruk, zoals de Siberische winterhogedruk, te doen hebben, verplaatst een „koude” hogedruk zich in den regel mee met de algemene stroming, die op grotere hoogten heerst; wordt dus mede „gestuurd” door de algemene circulatie, in plaats van zelf een „sturend” centrum te zijn (z circulatie). Hieronder valt bijv. het „trek-hoog”, zoals dat dikwijls achter een koude-inval (in de onderste luchtlagen) aan komt, en veelal meer een hoge-drukrug (z luchtdruk) is dan een gesloten anticycloon. Terwijl aan het aardoppervlak ook in zulk een „koude” hogedruk nabij het centrum geen of weinig luchtverplaatsing optreedt, kan de waarnemer aldaar de hoge bewolking (cirrus) vaak met grote snelheid over zich heen zien trekken; in een „warme” hogedruk (de term „warm” moet men dus vooral niet direct verbinden met de temperatuur aan het aardoppervlak) daarentegen is ook op zeer grote hoogte boven het centrum de luchtbeweging minimaal.

Onder anticyclogenese verstaat men het ontstaan of de versterking van een anticycloon of anticyclonaal druksysteem. Anticyclonaal noemt men een windbaan of een isobaar, wanneer deze zo gekromd is, dat de hogere drukken aan de kant van het krommingsmiddelpunt liggen.

DR P. GROEN.

< >