Hebreeuws-Griekse eigennaam, betekent „genadig”. Annas I, Joodse hogepriester, 6/7-15 n.
Chr., door Flavius Josephus Ananos genoemd, was volgens het Johannesevangelie schoonvader van Kajafas (Gaiphas). Niettegenstaande Annas door Valerius Gratus werd afgezet, behield hij bij het volk zijn titel, ja zelfs zijn invloed: Luc. 3:2; Johannes 18 : 13, 24; Handelingen 4 : 6. Annas behoorde tot een rijke familie, en had aan zijn rijkdom het verkrijgen der hoogpriesterlijke waardigheid te danken.Lit.: J. Feiten, Neutestamentliche Zeitgeschichte,dl I, 2de druk (Regensburg 1925); H. Oort, De laatste eeuwen van lsraëls volksbestaan (1915); E. R. Bevan, Jerusalem under the High Priests (1928); A. Edersheim, A History of the Jewish People (1931).