is het misbruik, dat iemand maakt van de bevoegdheid, die hij als ambtenaar heeft. Art. 365 van het NEDERLANDSCHE Wetboek van Strafrecht stelt den ambtenaar, die door misbruik van gezag iemand dwingt iets te doen, niet te doen of te dulden, strafbaar met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren.
Deze bepaling ziet alleen op het geval, dat de ambtenaar met bewustheid zijn bevoegdheid te buiten gaat.In het BELGISCH Strafwetboek worden in verschillende artikelen een hele reeks van ambtsmisbruiken gesanctionneerd. Zo straft het art. 147 den ambtenaar of openbaren officier die wederrechtelijk en willekeurig een of meer personen aanhoudt of doet aanhouden, in hechtenis houdt of doet houden; wordt in art. 148 de schending van woonst door een ambtenaar voorzien en gestraft. Bijzonderlijk in Boek II Titel IV van het Strafwetboek wordt een ganse reeks specifieke misbruiken van ambtenaren vermeld, te weten:
1. samenspanning van ambtenaren (art. 233-236),
2. aanmatiging van macht door administratieve en gerechtelijke overheden (art. 237-239),
3. verduisteringen en knevelarijen, gepleegd door openbare ambtenaren (art. 240-245),
4. omkoping van openbare ambtenaren (art. 246-253),
5. misbruik van gezag (art. 254-259),
6. onwettig vervroegde of verlengde uitoefening van openbaar gezag (art. 261-262),
7. wanbedrijven, gepleegd door ambtenaren betreffende het houden van akten van de burgerlijke stand (art. 263-266).
Evenwel beperkt het eigenlijke ambtsmisbruik zich tot misbruik van gezag zoals bepaald in de artikelen van Hoofdstuk V, Boek II Titel IV van het Strafwetboek. Daaronder worden vier gevallen vermeld:
1. het onwettig opvorderen van de gewapende macht (art. 254-256),
2. het onwettig gebruik van geweld tegen personen (art. 257),
3. de rechtsweigering (art. 258),
4. weigering door bevelhebbers, officieren en onderofficieren van de gewapende macht om de onder hun bevel geplaatste macht te doen optreden na wettelijk door de burgerlijke overheid daartoe te zijn gevorderd (art. 259).
MR W. DELVA.