Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Allodium

betekenis & definitie

is een term, waarmee men tot in het laatst van de 18de eeuw een recht op onroerende zaken placht aan te duiden, dat in moderne terminologie het best als volkomen eigendomsrecht kan worden gekarakteriseerd. Het woord pleegt te worden afgeleid van een oud-Germaanse samenstelling al-od, welke geheel, volledig (al) eigen (od) zou betekenen.

Inderdaad komt in deze verklaring de betekenis van het woord goed tot haar recht. Het Nederlandse equivalent edeleigen duidt trouwens in dezelfde richting. Met dit volledige of echte (edel = echt) eigen duidde men oorspronkelijk erfgoederen aan, in tegenstelling tot op andere wijze, bijv. door koop, verworven goederen. Later, bij de opkomst van de feodaliteit, placht men — terwijl de oude betekenis daarnaast bleef voortleven — als allodium die goederen te kwalificeren, die niet, gelijk feodaal goed, werden gehouden van een ander. Stond het dus in de eerste plaats tegenover leen, anderzijds werd het begrijpelijkerwijze ook gesteld tegenover alle andere goederen, ten aanzien waarvan het beschikkingsrecht gebonden was aan de verhouding tot een ander (bijv. erfpachtsgoed, tynsgoed e.d.). In aansluiting hieraan spreekt men, in tegenstelling tot het feodale stelsel, wel van allodiaal stelsel, wanneer men het oog heeft op een samenleving, waarin de staatkundige rechten der personen niet berusten op een persoonlijke betrekking van man tot heer, maar op het bezit van allodiaal goed. In sterk gefeodaliseerde gemeenschappen gevoelde men behoefte, het allodium een plaats te geven in de feodale sfeer: men kwam dan tot de gekunstelde constructie van het zonneleen (z leen).PROF. DR P. W. A. IMMINK.

< >