(panacee; alkahest; azoth; levenselixir; arcanum). Volgens de mening der alchemisten was de gezochte „steen der wijzen” niet slechts in staat om onedele metalen in goud te veranderen, maar ook een geneesmiddel tegen alle mogelijke ziekten en kwalen, en in staat, om eeuwige jeugd en gezondheid aan zijn bezitters te waarborgen.
Bij Paracelsus heten alle chemische geneesmiddelen arcana (Paragranum, III). Het alheilmiddel wordt ook als de panacee, het grote elixir, enz. aangeduid; zelfs mannen als Van Helmont waren van het bestaan nog ten volle overtuigd. Sommige alchemistische zwendelaars, zoals de zgn. Graaf van St Germain, beweerden onmogelijke leeftijden te hebben bereikt door het bezit van zulk een elixir. De leer van de panacee is waarschijnlijk van Babylonische oorsprong.