(Charles Henri Maurice Clérel) graaf, Frans geschiedschrijver en politiek denker (Parijs 29 Juli 1805 - Cannes 16 Apr. 1859), stamde uit een oude Normandische familie. Zijn vader, prefect van het dep.
Moezel, was de schrijver van historische werken. De zoon kreeg als rechter te Versailles in 1831 een regeringsopdracht om het Amerikaanse gevangeniswezen en strafstelsel te gaan bestuderen. Hij zag veel van het land, van de Grote Meren tot New Orléans en Charleston, maar bestudeerde tegelijk het hele Amerikaanse politieke leven en publiceerde op grond daarvan La Démocratie en Amérique (1835-1840), een meesterwerk van wat thans wetenschap der politiek heet, dat de schrijver op slag beroemd maakte en hem het lidmaatschap van de Académie Française bracht (1841) en waarom Dilthey hem beschouwt als de grootste politieke denker sedert Aristoteles en Machiavelli.Het werk geeft eerst een geschiedenis der Amerikaanse democratie, dan een analyse van de democratische regeringsvorm, koel en objectief, doch niet zonder sympathie, zijn grote voorganger Montesquieu in diepte overtreffend. De geschiedenis is hier vrijwel hulpwetenschap der sociologie, geworden. Het grote kernprobleem ligt voor Tocqueville in de gevaren die de democratie de vrijheid doet lopen. Hij voorziet de mogelijkheid dat de democratie, die hij beschouwt als de staatsvorm die de toekomst heeft, afglijdt naar een naamloze despotie, „une égale tyrannie pour tous”, tenzij de zin voor vrijheid van de individuen dit weet te verhinderen.
Sedert 1839 was hij lid van de Wetgevende Vergadering, waarin zijn onafhankelijke geest hem de zijde van de oppositie tegen het Juli-Koningschap deed kiezen. De Februari-revolutie van 1848 overtuigde hem van het primaire der sociale tegenstellingen tegenover het secundaire van de strijd der politieke ideeën. Het Juni-oproer der Parijse proletariërs had hem het ondoordachte van het politieke radicalisme getoond. Zijn inzichten en persoonlijke ervaringen legde hij neer in zijn Souvenirs (geschr. 1850, onvoll. uitg. 1893, voll. uitg. eerst in 1942), die zijn grootheid en doorzicht als politiek theoreticus bewijzen en tegelijk zijn beperkingen als practisch staatsman verklaren. Voor de socialisten uit zijn dagen als Blanqui had hij niet de minste sympathie. In de Nationale Vergadering van de Tweede Republiek behoorde hij dus tot de rechterzijde; van Juni tot Oct. 1849 was hij minister van Buitenlandse Zaken. Als tegenstander van Napoleon III zat hij gedurende de staatsgreep van 2 Dec. 1851 korte tijd gevangen. Daarna trok hij zich terug en wijdde zich aan zijn tweede hoofdwerk l’Ancien Régime et la Révolution, waarvan dl I in 1856 verscheen.
Dit eerste en enige deel van zijn onvoltooid gebleven tweede hoofdwerk is geen verhaal van gebeurtenissen, maar een zeer geserreerde analyse van de oorzaken van de Franse revolutie (tot de opening van de zitting der Etats-Généraux). Hierin laat hij voor het eerst onder het gezichtspunt der historische continuïteit zien hoe de Franse revolutie het resultaat is geweest van een economische en politieke ontwikkeling die reeds lang te voren aan de gang was en in vele opzichten toestanden bevestigde die zich onder andere naam reeds lang vóór 1789 hadden gevormd, bijv. de gecentraliseerde bestuursvorm, de toenemende verdwijning van verschillende resten der feodaliteit, de egalisatie van de rechtspositie der onderscheiden standen, de bevordering van het kleine eigen vrije grondbezit. Voor de buitenlandse politiek zou later Albert Sorel dezelfde continuïteit belichten. Aldus vestigde Tocqueville de aandacht — te eenzijdig naar men thans aanneemt — op juist die punten welke de bewonderaars der Franse revolutie in de schaduw hadden gelaten. Het is ten zeerste te betreuren dat dit werk van een der grootste historische en politieke denkers door zijn vroege dood onvoltooid is gebleven.
PROF. MR H. R. HOETINK
Bibl.: Ed. v. T.s werken d. G. de Beaumont, in 9 dln (18601865), onvolledig en verouderd. Thans: Œuvres complètes, éd. déf. publ. s. la dir. de J. P. Mayer, tome I De la Democratie en Amérique, avec introd. p. H. J. Laski; tome II L’Ancien Régime et la Révolution, avec introd. p. Georges Lefebvre (1952). Gerekend is op 12 dln. — Souvenirs, éd. par Luc Monnier (Paris 1942); Alexis’ vader (Hervé Louis François Joseph Bonaventure Clérel graaf de Tocqueville, 3 Aug. 1772 - Clairoux bij Compiègne 9 Juni 1856) schreef o.a.: Histoire philosophique du règne de Louis XV (1846) en Coup d’œil sur le règne de Louis XVI (1850), welke werken ten onrechte veelal op naam van de zoon worden gezet.
Lit.: Ant. Redier, Comme disait M. de T. (1925) (biografisch); Helmut Göring, T. und die Demokratie (München 1928); J. P. Mayer, The Prophet of the Mass Age, a Study of A. de T. (1939); Hedwig Hintze, Staatseinheit und Föderalismus in Frankreich (1928); G. W. Pierson, T. and Beaumont in America (1938) ; Max. Leroy, in: Politica, Aug. 1935; Firmin Roz, Cent ans après: A. de T. et la Démocratieën Amérique, in: Rev. d. Deux Mondes t. 578 (1935) blz. 152-167; Idem, T. en Amérique et son actualité, ibid. 1940 I, blz. 720 v.v.