Frans chirurg en natuuronderzoeker (Sainte-Foy bij Lyon, 28 Juni 1873 Parijs 5 Nov. 1944), werkte aanvankelijk als arts en prosector aan de universiteit van Lyon, bekwaamde zich vervolgens in de chirurgie en vertrok in 1904 naar Amerika. Sinds 1906 Was hij verbonden aan het Rockefeller Institute te New York.
Zijn verdiensten betreffen vnl. de vaathechting, de transplantatie van organen en de weefselkweken. Als een der eersten slaagde hij er in dierlijke weefsels buiten het lichaam op kunstmatige voedingsbodems in leven te houden en te doen groeien. Verder onderzocht hij in samenwerking met Lecomte du Noüy het proces der wondgenezing. Met de scheikundige Dakin gaf hij voorschriften voor een vloeistof (Solutio hypochloritis natrici chirurgicalis) die grote waarde heeft gehad voor de wondbehandeling.
Met de Oceaanvlieger Lindbergh construeerde hij in 1936 een doorstromingsapparaat, waarmee hele organen lange tijd buiten het lichaam in leven konden worden gehouden. In 1912 werd hem voor zijn werk over de vaathechting en de transplantaties de Nobelprijs voor geneeskunde toegekend. Gedurende beide Wereldoorlogen verbleef Carrel in Frankrijk. Grote bekendheid verwierf zijn boek L’Homme, est inconnu (Eng.: Man the unknown), dat critische beschouwingen geeft over de ontwikkeling van mens, wetenschap en maatschappij.