(Joseph Céleste), Belgisch staatsman (Bergen 4 Mei 1789 - Brussel 6 Dec. 1869), trad op de voorgrond als advocaat van De Potter in Apr. 1830, was aanvankelijk voorstander van een aanhechting van België bij Frankrijk. Na de eerste rustverstoringen te Brussel in Aug. 1830 behoorde hij tot de commissie die de koning de bezwaren van het Belgische volk voorlegde.
In de Septemberdagen vormde hij met Vandeweyer, Rogier en d’Hooghvorst de eerste Voorlopige Regering. Op het Congres stemde hij voor de onafhankelijkheid van België, de monarchale regeringsvorm en de uitsluiting van het Huis Oranje-Nassau. Na het kiezen van een regent werd hij eerste voorzitter van het Hof van Beroep te Brussel en minister van Justitie, maar legde die betrekking weldra neer en schaarde zich aan de zijde der oppositie. Zijn partij werd echter allengs kleiner en toen hij op 23 Aug. 1833 bij het formuleren van een aanklacht tegen minister Lebeau de nederlaag had geleden en vervolgens in 1839 in de Kamer der Volksvertegenwoordigers bij de ratificatie der 24 artikelen niet verhinderen kon, dat Limburg en Luxemburg werden afgestaan, onttrok hij zich aan de openbare zaken.Lit.: J. Garsou, Al. G. (Bruxelles 1930).
