Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 05-01-2022

Alexander graham bell

betekenis & definitie

Schots-Amerikaans natuurkundige (Edinburgh 3 Mrt 1847 Baddeck 2 Aug. 1922), zoon van Alexander Melville Bell*, studeerde te Edinburgh, werd spraakleraar te Londen, trok in 1870 met zijn ouders naar Canada en werd in 1872 professor te Boston. Hij deed onderwijl proeven met geluidsoverbrenging langs electrische weg: speciaal zijn studies op het gebied der fysiologie van de spraakorganen (in verband met het onderwijs aan doven) hielpen hem een toestel uit te vinden, waarbij het gesproken woord door middel van electriciteit werd overgebracht.

Na herhaalde wijziging en verbetering leverde deze uitvinding in 1876 de grondvorm voor de telefoon, zoals deze thans algemeen toepassing vindt. Datzelfde jaar verwierf hij er patent op. Eerst na grote moeilijkheden vond zijn systeem eindelijk ingang; in 1892 kon men van New York naar Chicago, in i8gg van New York naar San Francisco (door gebruikmaking van Pupinspoelen) telefoneren. In 1880 vond Bell met Sumner Ta in ter ook de fotofoon uit, een instrument waarmee geluid over enige afstand kan worden overgebracht met behulp van een lichtbundel waarvan men de sterkte min of meer periodieke veranderingen laat ondergaan, corresponderend met de over te brengen geluidstrillingen. Bell kreeg legio onderscheidingen, niet in de laatste plaats voor zijn werk ten behoeve der doven; de ,,BeIltelefoonmaatschappijen” wonnen ten slotte overal het pleit en werden ook in andere landen de eerste goed georganiseerde en renderende telefoonmaatschappijen. In latere jaren hield Bell zich onledig met het vraagstuk van het mechanisch vliegen.

Hij had in 1881 het Volta-laboratorium te Washington gesticht. Hij is de auteur van verschillende wetenschappelijke geschriften.Lit.: Fred De Land, Dumbnolonger (1908); Th. A. Watson, Exploring Life (1926).

< >