Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Alberta

betekenis & definitie

(1) zo genoemd naar een der dochters van koningin Victoria van Engeland, was tot Sept. 1905 territorium, daarna een provincie van het Dominion of Canada. Het ligt aan de oostelijke helling van het Rotsgebergte en is de meest westelijke van de drie zgn. prairieprovincies, waarvan de rechthoekige vorm onderbroken wordt door het indringen van Brits-Columbia in het zuidelijk deel van de westzijde langs de kamlijn van de Rocky Mountains.

De westelijke grens wordt gedeeltelijk gevormd door de 120ste graad W.L. van Gr., de noordelijke grens door de 55ste graad N.Br., de oostelijke grens ligt op 111° 30' W.L. van Gr.; in het Z. grenst de provincie aan de V.S. De oppervlakte bedraagt 653 580 km2, waarvan 16 592 km2 water. Noord- en zuidgrens zijn ruim 1200 km van elkaar verwijderd, de afstand tussen oost- en westgrens varieert van 320 tot 640 km. Alberta is a.h.w. een groot, van W. naar O., hellend plateau, waarin vier gebieden kunnen worden onderscheiden, nl. het zuidelijke, het centrale, het noordelijke en het berggebied. Het klimaat kan, binnen het kader van het Canadese, gematigd worden genoemd, vooral in het zuidelijke deel onder invloed van de Chinook. Genoemd naar een Indianenstam, voert deze westelijke wind warme lucht aan in midwintertijd, waardoor grote temperatuurverschillen ontstaan. Regen in de voorzomer, gevolgd door een droge periode, maakt de verbouw van granen vooral mogelijk. Het noordelijke deel van Alberta heeft terecht een vastelandsklimaat, maar de lange zomerdag en het gebruik van bepaalde snelrijpende gewassen maakt het mogelijk, dit gebied voor de tarweteelt van betekenis te doen zijn. Het noordelijke deel wordt door de Peaceriver en de Athabaska, uitmondende in het Mackenzie-stroomsysteem, ontwaterd; het midden en het zuidelijke deel door de Saskatchewan en zijrivieren. Alberta is een overwegend agrarische provincie: ongeveer 51 pet van de mannelijke beroepsbevolking was in 1941 in de agrarische productie werkzaam. Vanhet voor landbouw geschikte areaal is iets meer dan een vierde gedeelte in gebruik genomen. Het zuidelijke gebied is een golvend, boomloos prairieland, zich uitstrekkende van de zuidelijke landgrens tot 100 km ten N. van Calgary; de veeteelt is in dit deel nog van zeer grote betekenis, vooral in het voorland van het Rotsgebergte, maar waar in recente jaren de graanteelt en het gemengde bedrijf meer op de voorgrond zijn getreden. Ten N. van het veeteeltgebied komen we in de strook van de „dry farming”; grote oppervlakken zijn door irrigatie reeds tot grotere vruchtbaarheid gebracht: verbouw van suikerbieten. Het centrale deel kan gekarakteriseerd worden als een parklandschap; het strekt zich noordwaarts van de Deerriver uit, terwijl het tevens omvat het bekken van de Noord-Saskatchewan, tot aan de waterscheiding met de Athabaska. Het heeft een lössachtige, vruchtbare bodem, waar granen en vlas worden geteeld, maar waar tevens het gemengde bedrijf veelvuldig voorkomt. Ook de houtrijkdom dient genoemd te worden. In het noordelijk gebied wisselen open vlakten af met licht of zwaar beboste gedeelten. Het gebied van de Peace-river, reeds van betekenis, zal in de toekomst nog aan belang winnen. De pelshandel is in het N. nog steeds een belangrijk middel van bestaan. Het berggebied in het Z. omvat het oostelijk deel van het Rotsgebergte, waar de oppervlakte bestaat uit steile bergruggen, die naar het O. overgaan in de vlakte. Gedeeltelijk steenachtig en kaal, zijn zij gedeeltelijk met fraaie weiden en wouden begroeid; deze gordel, 30 à 40 km breed, is zeer geschikt voor de landbouw. Het gebergte bestaat voornamelijk uit lei en zandsteen. Van de passen zijn te noemen Crowsnest, Kicking Horse en Yellowhead, waarover de lijnen van de beide grote Canadese spoorwegmaatschappijen, de C.P.R. en de C.N.R. lopen, die de landbouwproducten van Alberta naar de kust van de Grote Oceaan vervoeren. De provincie is bekend om haar natuurreservaten, welke jaarlijks door duizenden worden bezocht; de voornaamste zijn Banff, Lake Louise, Jasper Park en Waterton. De visrijkdom in de meren en rivieren wordt nog slechts op bescheiden schaal geëxploiteerd. De provincie heeft in haar bodem aardolie, vooral in de Turnervallei, het voornaamste oliegebied van Canada; aardgas, dat door de gehele provincie gewonnen wordt en dat op grote schaal gebruikt wordt in de voornaamste twee steden Edmonton en Calgary. Steenkolen worden gedolven in 300 mijnen met in 1944 meer dan 8000 arbeidskrachten. Enorme voorraden bitumineuze zanden bergt dit deel van Canada binnen zijn grenzen; rijk hieraan is het N.O. deel, langs de Athabaska. Het Medicine Hatdistrict levert klei en aardgas, waardoor aardewerkfabrieken in het leven werden geroepen. Steenzout wordt gewonnen in de omgeving van McMurray in het N.O.; het wordt o.a. ook gebruikt bij de aanleg van wegen, vermengd met klei en grind.Het van de bergen afstromende water wordt nog slechts ten dele benut; vier waterkrachtinstallaties zijn in werking welke 89 500 pk opwekken.

De industriële ontwikkeling is nog gering te noemen en is in hoofdzaak nog gebaseerd op de voortbrengselen van de landbouw; meelfabrieken, oliefabrieken (lijnzaad), vleesfabrieken, fabrieken voor eipoeder, biskwie en macaronibereiding enz.; naast deze producten zijn er fabrieken voor het vervaardigen van glas, aardewerk, cement, textiel, koper- en ijzerwaren, voorts houtzagerijen, petroleumraffinaderijen en spoorwegplaatsen. Alberta levert granen, vee, vlees en vleeswaren, wol, vis, boter, eieren, delfstoffen, hout, al dan niet bewerkt.

Wat de verkeerswegen betreft is Alberta door spoorwegen, luchtlijnen en verkeerswegen met de andere delen van Canada verbonden. Als gevolg van de ingebruikneming door den mens, die het zuidelijk deel het eerst exploiteerde, is in dit geval het verkeersnet het dichtst. Naarmate de ontginning naar het N. voortschrijdt, worden de verkeersmiddelen aan de veranderde situatie aangepast, waarbij vooral in de laatste tijd van het vliegtuig wordt gebruik gemaakt. De rivieren en meren dienen in het ijsvrije seizoen als transportweg.

Volgens de volkstelling van 1941 telde de provincie 796 169 inw. (53,6 pct mnl.), waarvan 489,583 in stedelijke districten; ruim 12 500 Indianen hadden er hun domicilie. 71 pct van de bevolking was in Canada geboren; ruim 400 000 waren van Britse afkomst, 77 700 van Duitse, 71 900 van Oost-Europese (Oekraine) afstamming, 43 000 van Franse en 20 500 van Nederlandse origine. Ruim 191 000 belijden de Rooms-Katholieke godsdienst, 194000 behoren tot de United Church, 113 000 tot de Anglicaanse Kerk, 69 000 waren Presbyterianen, terwijl de Baptisten 32 000 volgelingen hadden. 38,5 pct van de bevolking was jonger dan 20 jaar (mnl. 19,5), 52,9 pct tussen 20 en 60 jaar oud (mnl. 29,0) en 8,6 pct ouder dan 60 jaar. In 1942 bedroeg de geboorte 22,7 per 1000 inw., de sterfte was 7,7. In hetzelfde jaar telde Alberta ruim 3000 scholen met meer dan 6000 leerkrachten en 150 000 leerlingen. Ruim 2000 studenten waren in 1943-’44 ingeschreven aan de universiteit van Alberta (Edmonton). In 1942 waren in de provincies 1115 industriële bedrijven gevestigd, waar 18 400 arbeiders werkzaam waren en waar aan lonen een bedrag van 24 millioen Can. dollars werd uitgekeerd. De voornaamste twee stedelijke centra, Edmonton en Calgary, telden in 1941 resp. 94000 en 89000 zielen.

(2) is een belangrijke rivierhaven in Belgisch Kongo (stroom), te midden van aanzienlijke palmplantages, met olieslagerijen der „Huileries du Congo Beige” (Lever) en fraaie missie-, lagere en beroepsscholen (hout; ijzer, aardewerk, landbouw).

< >