(lam Gods), woord uit Joh. i , 29, waarmede Christus beduid wordt. In de Latijnse liturgie is dat het begin van een driemalige aanroeping voor de nuttiging onder de Mis, als begeleiding van de Broodbreking, en ook aan het einde van elke litanie: Agnus Dei, qui tollis peccata mundi, miserere nobis = Lam Gods, dat de zonden van de wereld wegneemt, ontferm U over ons.
Het geconsacreerde brood draagt bij de Grieken de naam van „lam”. Het werd door Paus Sergius I (701), die een Griek was, in de heilige mis ingevoerd. Agnus Dei heet ook het sacramentale, dat sedert Sixtus IV enkel door pausen gewijd wordt, meestal slechts in het eerste en het zevende jaar van hun pontificaat. Het is een ovale medaille uit was, met het beeld van het Lam Gods en de naam van den regerenden paus aan de ene en met een heiligenbeeld aan de andere kant. Oudtijds plachten de gelovigen kleine deeltjes van de in de Paasnacht gewijde kaars uit verering mee naar huis te nemen; zo is men er toe gekomen deze zgn. Agnus Dei van het was van deze kaars te vervaardigen. Op Zaterdag in de Paasweek worden er enkele onder de Hoogmis op het altaar uitgesteld.Lit.: N. Mangenot, in: Dict. de théol. cath., I, i, s.v.; Cabrol et Henry in: Dict. d’archéol. chrét. et de liturgie, I, i, s.v.; Barbier de Montault, Traité lit., can. et symb. des Agnus Dei in: Analecta iuris pontificii (1865), kol. 1475-1523.