Winkler Prins Encyclopedie

E. de Bruyne, G.B.J. Hiltermann en H.R. Hoetink (1947)

Gepubliceerd op 17-06-2022

Aga khan

betekenis & definitie

(spreek Chan) is de titel van het hoofd van een Mohammedaanse secte, die tegenwoordig grotendeels in Brits-Indië woont. Deze Mohammedanen behoren tot de Ismaïlietische onderafdeling van de Sji’ieten en worden in Indië Khoja’s (Chodja’s) genoemd.

Zij zijn door Ismaïlietische propagandisten uit Perzië in de 14de eeuw bekeerde Hindoe’s en beschouwen zich als een afzonderlijke kaste. De meesten zijn welgestelde handelslieden. De grootvader van den tegenwoordigen Aga Khan (die zelf op 2 Nov. 1877 geboren is) kwam in 1838 naar Indië. De Aga Khan heeft twee zoons, resideert te Bombay, maar vertoeft vooral in Europa en ontleent aan zijn religieus leiderschap grote inkomsten. Tijdens Wereldoorlog I bewees hij Engeland belangrijke diensten door zijn grote invloed in de Mohammedaanse wereld aan te wenden tegen de Duits-Turkse propaganda voor een heilige oorlog. Hij vertegenwoordigde Brits-Indië vele malen op Ronde-tafel- en Volkenbondsconferenties. Aan de Riviera en in andere mondaine oorden van Europa is hij een geziene gast, niet het minst door zijn belangstelling voor de paardenrensport. Na zijn eerste huwelijk in Indië huwde hij nog driemaal met een Europese, de laatste keer in 1944. Bij zijn jaarlijkse bezoeken aan zijn aanhangers in Indië en Oost-Afrika pleegt hij zijn, aanzienlijk, gewicht in goud of diamanten te wegen, die dan onder de toeschouwers worden verdeeld. Hij heeft verscheiden werken geschreven, o.a. India in Transition (Londen 1918).

< >