Italiaans kunsthistoricus (Modena 4 Sept. 1856 - S. Margherita Ligure 10 Juni 1941), heeft tot de kennis van de Italiaanse kunst belangrijk bijgedragen door de uitgave van zijn Storia dell’ Arte Italiana (Milano 1901-’36), een werk in 22 delen met zeer veel illustraties.
Hij was van 1890-1931 docent in de kunstgeschiedenis aan de universiteit te Rome. Hij trachtte zijn gehoor er van te overtuigen, dat het kunstwerk zelf de bron is waarvan men moet uitgaan en pas in de tweede plaats het geschreven document. Hij stelde visuele begaafdheid als conditio sine qua non voor de bestudering van kunstwerken, zodat door vergelijking van stijl en kwaliteit de herkomst kan worden bepaald.Bibl.: Compleet overzicht in L’Arte 1946, pp. 25-102; Botticelli (Roma 1925); Correggio (Roma 1926); Studi dal Vero (Milano 1927); Giov. Pisano (Bologna 1928); La Pittura del Quattrocento nell’alta Italia (Firenze 1930); La Pittura del Quattrocento nell Emilia (Firenze 1931).
[i]