Duits admiraal (Koblenz 1 Mrt 1868), trad in 1886 in dienst der marine en nam tijdens de Boxer-opstand in China deel aan de verdediging van Tientsin. Hij werd in 1916 schout-bij-nacht en chef van de staf der „Hochseeflotte”, hetgeen hij tot 1918 bleef.
In de zeeslag bij Jutland speelde hij een belangrijke rol. Na de vrede werd hij, als vice-admiraal, chef van de Admiraliteit. Na in deze functie de grondslagen voor de nieuwe Duitse marine te hebben gelegd, ging hij in 1920 met pensioen.Bibl.: Grossdeutsches Wollen (1924); Volkstum u. Staatsführung (1928).