Duits sanskritist (Wolgast g Juli 1807-Breslau 27 Febr. 1887), studeerde theologie, daarna Sanskrit bij Bopp te Berlijn en promoveerde 1829 op proefschrift Brahma-Vaivarta-Purani Specimen. Na een studieverblijf te Bonn (bij Schlegel), Parijs (bij Chézy) en Londen, werd hij hoogleraar te Breslau, waar hij 1847 zijn dissertatio academica De Lexicigraphiae Sanscriticae principiis liet verschijnen. Voordien gaf hij reeds verscheidene editiones principes uit o.a. Raghuvamsa (1832), Kumarasambhava (1838) en vooral een uitstekende uitgave van Mrcchakatika id est Curriculum Figlinum Sudrakae regis fabula (Bonn 1847).
Het tweede deel van zijn leven wijdde hij vooral aan de studie van het Indisch recht.Getuigen daarvan: Yajnavalkyas Gesetzbuch. Sanskrit und Deutsch (Berlin 1849); Sri Gautama, Dharmaéastram. The institutes of Gautama (London 1876) en de 2 delen verschenen in de Abhandl. f. d. Kunde d. Morgenlandes, als Grhyasütrani. Indische Hausregeln. Sanskrit und Deutsch. I Aévalayana (Leipzig 1864) en II. Paraskara (ibid. 1876). Van St. is ook het bekende en nog steeds gebezigde Elementarbuch der Sanskritsprache (Breslau 1868, 12de uitg. 1943).