Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Geld

betekenis & definitie

Geld is een onmisbaar ruilmiddel in het maatschappelijk leven; het stelt ieder in de gelegenheid, om zich ten allen tijde van de vruchten van zijn arbeid te ontdoen, en zich zoodanige zaken te verschaffen als hij meent noodig te hebben. Het dient alzoo om het onderling dienstbetoon der voortbrengers gemakkelijk te maken. Wij gevoelen zulks het duidelijkst als wij over den oorsprong van het geld nadenken, gelijk die door Adam Smith geschetst wordt. Hij zegt in hoofdzaak: zoodra de verdeeling van den arbeid werd ingevoerd, had ieder voortbrenger slechts een gering deel der vruchten van zijn arbeid voor zich zelven noodig; in zijne meeste behoeften moest hij dus door ruiling voorzien.

Eene regtstreeksche ruiling van voortbrengselen bleek echter weldra ondoelmatig te wezen, daar de ééne niet altijd datgene gebruiken kon, wat de ander hem aanbood. De slager heeft meer vleesch in zijn winkel dan hij met zijn gezin nuttigen kan; de bakker en de brouwer zouden daarvan wel gaarne een gedeelte willen hebben, maar zij kunnen daarvoor slechts brood en bier aanbieden, en de slager is van beide overvloedig voorzien. Van eene ruiling kan dus niets komen, hoewel elk van die drie personen meer dan genoeg van eigene producten beschikbaar heeft. Om die zwarigheid uit den weg te ruimen, moet bij het begin van de verdeeling van den arbeid elk verstandig man er op bedacht wezen, dat hij, behalve de vruchten van eigen arbeid, eene groote hoeveelheid van zoodanige voortbrengselen beschikbaar hebbe, die voor allen bruikbaar zijn. Voorzeker heeft men voor en na verschillende voorwerpen tot dat oogmerk gebezigd. Aanvankelijk vee (pecus), en hiervan is de Latijnsche naam pecunia (geld) afkomstig. Volgens Homérus kostte de wapenrusting van Diomedes 9 ossen, en die van Glaucus 100. In Abessinië gebruikte men weleer zout als algemeen ruilmiddel, — elders in Afrika eene soort van schelpen, kauri’s genaamd; in Newfoundland bezigde men vroeger gedroogden stokvisch, in Virginia tabak enz.

Intusschen schijnt men op goede gronden besloten te hebben, aan metalen als ruilmiddel de voorkeur te geven. Men kan deze namelijk zonder verlies bewaren, daar zij nagenoeg niet aan bederf zijn blootgesteld, — men kan ze in stukken verdeelen en deze weder zamenvoegen. De Spartanen gebruikten ijzer, de Romeinen koper, terwijl welvarende, handeldrijvende volkeren zich van goud en zilver bedienden. Eerst nam men ruwe staven of baren zonder stempel of munt. Plinius vermeldt op gezag van den ouden geschiedschrijver Timaeus, dat de Romeinen tot aan den tijd van Servius Tullius geen gemunt geld hadden, maar ongestempelde baren koper als ruilmiddel bezigden. Hieraan waren echter 2 zwarigheden verbonden; men moest ze namelijk wegen en onderzoeken (beproeven, toetsen). Abraham woog de 400 sikkelen zilver, welke hij voor de grafplaats Machpela betalen moest. Bij de edele metalen, waar een klein onderscheid van gewigt een groot verschil van waarde oplevert, vereischte het wegen eene naauwkeurige schaal en een juist gewigt.

Nog moeijelijker was het onderzoek, en vele handelaars werden op eene schandelijke wijze bedrogen. Weldra was het derhalve in alle eenigzins beschaafde landen noodzakelijk, bepaalde hoeveelheden van het metaal, hetwelk als ruilmiddel gebezigd werd, van staatswege van een stempel te voorzien, tot waarborg voor gewigt en gehalte. Om het wegen te vermijden drukte men den stempel op beide zijden en somtijds ook op den rand, en zoo ontstonden de muntstukken, welke men nu slechts behoefde te tellen. De oorspronkelijke benamingen dier muntstukken zijn aan hun gewigt ontleend, zooals het Romeinsche as, het Fransche Uwe, het Engelsche pound, het Nederlandsche pond Vlaamsch. Allengs echter werden de geldstukken ligter en slechter, „want — zegt Adam Smith’’ — in elk land ter wereld, geloof ik, hebben de hebzucht en onregtvaardigheid der vorsten en regéringen het vertrouwen der ingezetenen misbruikt en geleidelijk de hoeveelheid van het in die muntstukken aanwezige edel metaal verminderd. Het Romeinsche as hield in de laatste tijden der Republiek slechts 1/24ste van zijn oorspronkelijk gewigt, — en ook het pond (pound, livre) bezit in Engeland ongeveer het derde deel, in Schotland het zesendertigste deel en in Frankrijk het zesenzestigste deel van zijne aanvankelijke waarde. Door zulke knoeijerijen stelden vele vorsten en regéringen zich in staat, om met eene veel kleinere hoeveelheid zilver, dan eigenlijk vereischt werd, in schijn hunne schulden te betalen en aan hunne verbindtenissen te voldoen. Alle overige schuldenaars in zulk een land genoten hetzelfde voordeel, daar zij met de nominale waarde der nieuwe slechte munt konden betalen, wat zij voor de oude goede munt gekocht hadden.

Langs den aangewezen weg is het geld bij alle beschaafde volken het algemeene werktuig van den handel geworden, waarmede allerlei waren gekocht en verkocht worden. Het geld is derhalve enkel een bewijs van aan de maatschappij bewezen dienst, waarvoor men eene evenredige wederdienst verkrijgen kan. Als maatstaf der waarde van de meest verschillende voorwerpen, moet het geld eene eigene, onveranderlijke waarde hebben. Men vindt deze eigenschap het meest bij de metalen, weshalve meestal goud en zilver en als pasmunt koper of brons in omloop zijn. In plaats van gemunt geld gebruikt men ook wel papier (banknoten, muntbilletten, Thalerscheine, greenback's enz.), dat aan den handel een groot gemak bezorgt en de waarde heeft van de daarop vermelde som, mits men de zekerheid hebbe, dat men bij den uitgever van dat papier die som op vertoon van dit laatste aanstonds in gemunt geld bekomen kan. Is dit laatste niet het geval, dan deelen zij in het lot der Fransche assignaten, die in 1796 ten bedrage van 57000 millioen francs waren uitgegeven en weldra geene andere waarde hadden dan die van scheurpapier.

Behalve goud en zilver heeft men in Rusland eenigen tijd ook gemunt platina in omloop gebragt; weldra echter werd hiervan afgezien wegens de afwisselende waardeverhouding van het platina met goud en zilver. Om dezelfde reden wordt in den laatsten tijd ook eene keus gedaan tusschen goud en zilver als muntstandaard. Zie voorts onder Munt.