Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Munt

betekenis & definitie

Men gebruikt vooral goud en zilver om den ruil van waren gemakkelijk te maken. Die delfstoffen zijn daartoe bijzonder geschikt, omdat ze algemeen verlangd worden en bij kleinen omvang eene hooge waarde bezitten, terwijl zij zich tevens door duurzaamheid onderscheiden.

Stukken goud en zilver (schoon ook stukken platina, koper enz.) van regelmatigen vorm — doorgaans dien van schijven — en voorzien van den stempel van eene erkende magt, waardoor hun gewigt en gehalte gewaarborgd wordt, draagt den naam van munt of veelal van geld. De waardeverhouding van goud en zilver is niet altijd dezelfde: 3 eeuwen geleden was zij 1:10 en thans ongeveer 1:15. Men kan dus eigenlijk slechts één van die beide edele metalen als maatstaf der waarde (als standaard) gebruiken. Men heeft dan ook in sommige landen den zilveren, in andere den gouden standaard, doch in enkele beide. Tot het overzigt over de onderlinge waardeverhouding der thans gebruikelijke munten in verschillende landen dient de volgende tabèl (zie blz. 726 en 727).

Het grof gehalte eener munt is haar geheel gewigt en het fijn gehalte het gewigt van het daarin bevatte fijn zilver of goud. Voor beide is aan de muntmeesters eene kleine afwijking (remedium) vergund. Onder muntvoet verstaat men de grondbepalingen van het muntwezen, zooals de verhouding van het goud- of zilvergehalte, de benaming en indeeling der muntsoorten en hare legéringsverhouding.

De werkzaamheden, verbonden aan het vervaardigen van munten, geschiedt in een daartoe bestemd gebouw, — in ons Vaderland te Utrecht. Daartoe behoort het smelten en legéren der metalen. Het vermengen van goud en zilver met koper dient om die metalen harder te maken. Koper wordt voor pasmunt onvermengd gebruikt, of ook wel gelegeerd met tin en zink. Ook heeft men nikkelmunten. Tot het smelten bezigt men met houtskool of cokes verhitte muntovens en aarden of ijzeren kroezen. Deze worden gewoonlijk ledig in den oven gezet en bij roodgloeihitte met de afgewogene metalen gevuld.

Door deze met koolpoeder te bedekken, beveiligt men ze tegen de oxydérende werking van de lucht. Daarna giet men het gesmolten metaal tot baren of staven. Deze worden in kouden toestand tusschen cylinders geplet. Zijn de hierdoor verkregene platen, ongeveer ter dikte van de begeerde munt, in reepen gesneden, dan komen deze onder den doorslag, eene door stoom gedrevene machine, die er schijven van snijdt. Vervolgens komen deze schijven op de justeermachine, om het juiste gewigt te ontvangen,— dan volgt het koken of bijten, om aan de gejusteerde schijven een metaalglans te geven, — hierop het randen, dat is het voorzien van den rand met een versiersel of opschrift, om vooral bij gouden en zilveren munten het snoeijen te voorkomen. Het randen geschiedt op eene randeermachine.

Eindelijk volgt het stempelen, namelijk het brengen van borstbeelden, figuren, wapens, opschriften enz. op de beide platte zijden der schijf, waartoe laatstgenoemde aan een krachtigen stoot wordt blootgesteld, zoodat zij de gravuur der fijn gepolijste stalen stempels opnemen. Daartoe bevindt zich de schijf in een stalen ring nabij den onderstempel, om hierdoor hare uitbreiding te verhinderen. Door zulk eene ringstempeling verkrijgen alle stukken, die in denzelfden ring gestempeld zijn, eene gelijke grootte en worden zuiver rond. Ook wordt de randvlakte daardoor fraai en regt en er ontstaat aan de grenzen dier vlakte een smal reliéfrandje, hetwelk later de munt tegen afslijting beveiligt, wanneer deze over een plat vlak — bijv. over eene tafel — geschoven wordt. Men heeft naar den eisch van het werk gladde ringen, gekerfde ringen enz. De stempeling geschiedt door machines, onder welke die van Uhlhorn (te Grevenbroich bij Düsseldorf) den eersten rang bekleedt. Daarmede stempelt men 36 tot 40 groote, 50 tot 55 middelmatige en 60 tot 75 kleine munten in de minuut. Die stempelmachine verrigt alle noodige werkzaamheden en is een hoogst vernuftig uitgedacht kunstwerk.