Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 07-08-2018

Gelauwerde dichter

betekenis & definitie

Gelauwerde dichter (Poeta laureatus) De gewoonte, om dichters met den lauwerkrans te versieren, heerschte reeds in het oude Griekenland en drong later door tot Rome, waar Keizer Domitianus bij de Capitolijnsche spelen met eigen hand de dichters en redenaars kroonde. In de 12de eeuw werd zulks nagevolgd door de Roomsch-Duitsche Keizers, doch de lauwer werd bepaaldelijk toegekend aan hen, die de Latijnsche lier hanteerden. Keizer Hendrik V kroonde den geschiedschrijver David Scolus, en Frederik I den monnik Günther, die de daden van den Keizer in een heldendicht verheerlijkt had. Nadat die gewoonte reeds lang in Duitschland in onbruik geraakt was, werd zij in de 13de eeuw in Italië vernieuwd.

Petrarcha werd op den eersten Paaschdag 1331 op het Capitool te Rome plegtig gekroond. Daarna bragt Keizer Frederik III het vroegere gebruik in Duitschland weder in zwang. Hij kroonde Aeneas Sylvius Piccolomini (later paus Pius II), — voorts Konrad Celles, alsmede een aantal geniëen van den tweeden rang, zoodat zulk eene krooning weldra iets zeer dagelijks werd. Minder mild met de dichterkroonen was zijn zoon Maximiliaan I, die haar echter verleende aan Ulrich von Hutten en tevens aan den Keizerlijken pfalzgraaf het regt gaf, om aan beroemde mannen uit zijn naam den lauwerkrans te schenken. Hierdoor verkreeg de dichterkroon allengs geringere waarde, — vooral toen Ferdinand II, door gewigtiger aangelegenheden bezig gehouden, het uitreiken van den lauwerkrans overliet aan den rijkshofgraaf.

Na von Hutten vinden wij als gekroonde dichters vermeld: Georg Sabinus, Johannes Stigélius, Nicodemus Frischlin en Martinus Opitz. In Engeland is de poet-laureate sedert de dagen van Eduard IV een hofbeambte, die een klein jaargeld trekt, terwijl hij op feest- en gedenkdagen gelegenheidsgedichten leveren moet. Sedert den tijd van George III is hij echter van die verpligting ontheven. In November 1830, na den dood van Wordsworth — den opvolger van Southey —, werd Tennyson benoemd tot poetlaureate van koningin Victoria.

< >