Blaastoestellen, dienende om in een luchtstroom zuurstof aan te voeren tot bevordering der verbranding of tot oxydatie van hiertoe geschikte stoffen, hebben verschillende inrigtingen en vormen; de voornaamste zijn gewone blaasbalgen, cylinder- en kastblaasbalgen, hydrostatische of waterblaastoestellen en windrad-blaastoestellen.
Onze gewone keukenblaasbalg bestaat doorgaans uit twee hartvormige bladen, die, behoudens nader te noemen openingen, luchtdigt door leder met elkander verbonden zijn, en wel zoodanig, dat de verbindende strooken eene 3-hoekige gedaante hebben en van het midden van het bovenste gedeelte der hartvormige bladen naar de punt allengs smaller worden. De beide bladen kunnen dus van elkander verwijderd worden, en die verwijdering, aan de punt = o, is aan het bovengedeelte het aanzienlijkst. Nu is aan de punt een klein gaatje, en in één der bladen een grooter gat, hetwelk van binnen gedekt is met eene luchtdigt sluitende klep, welke door een veertje op die opening wordt gedrukt.
Zoodra men de bladen van elkander verwijdert, hetgeen door een paar handvatsels geschieden kan, ontstaat daartusschen een luchtledig, hetwelk aangevuld wordt door het laatstgenoemde gat doordien de buitenlucht de klep naar binnen drukt. Is de ruimte tusschen de van elkaar verwijderde bladen met lucht gevuld, dan kan de toestel dienst doen als blaasbalg. Men doet namelijk de bladen door drukking tot elkander naderen; de geperste lucht der tusschenruimte sluit de klep in het blad en stroomt met kracht uit de kleine opening aan de punt Door deze laatste naar het vuur te rigten kan men hieraan eene aanzienlijke hoeveelheid zuurstof bezorgen.
Hierdoor verkrijgt men een afgebroken luchtstroom. Om dezen aanhoudend te maken, heeft men een tweeden balg bij den eersten gevoegd, waarin deze zijne zaamgeperste lucht brengt, welke als een onafgebroken stroom naar het vuur wordt geleid. Op deze wijze zijn de blaasbalgen in de smederijen ingerigt.
De cylinder- en kast-blaastoestellen, komen sterk met elkander overeen. In een staanden of liggenden cylinder wordt een luchtdigt sluitende zuiger op en neer bewogen. Aan het boven- en ondervlak van den cylinder zijn buizen geplaatst; de helft van deze, gemeenschap hebbende met de buitenlucht, is met binnenwaarts-opengaande kleppen gesloten, terwijl de overige buizen, met van buitenwaarts opengaande kleppen voorzien, zich vereenigen tot ééne enkele huis, die naar het vuur wordt geleid. Gaat de zuiger omhoog, dan wordt de lucht onder den zuiger ijler, en de buitenlucht dringt er door de binnenwaarts opengaande kleppen binnen, terwijl de buitenwaarts opengaande kleppen er door de meerdere drukking van buiten worden gesloten.
Boven den opgaanden zuiger heeft het omgekeerde plaats: de lucht wordt er zamengeperst, zoodat de naar binnen opengaande kleppen gesloten worden, en zij door de naar buiten opengaande kleppen en door de kleine, buizen in de algemeene buis wordt gedreven en alzoo naar buiten gedrongen. De luchtstroom is echter niet geheel onafgebroken; er zijn oogenblikken van stilstand, wanneer de zuiger zich bij het boven- of ondervlak van den cylinder bevindt. Men heeft dit gebrek weggenomen door het gelijktijdig aanwenden van twee zulke cylinders, en wel zóó, dat de zuigers op ongelijke tijdstippen de boven- en ondervlakken bereiken. Zulke blaastoestellen worden veelal bij hoog-ovens gebruikt en door stoom of water in beweging gebragt.
De water-blaastoestellen bestaan uit een luchtdigt, omgekeerd vat, hetwelk met den benedenrand in het water staat, uit eene buis, waardoor water en lucht in het vat dringt en eene andere buis, waarlangs de lucht, door het vallende water zamengeperst, het vat verlaat. Doorgaans heeft men twee of drie zulke toestellen bijeen, wier lucht-stroombuizen zich tot ééne enkele buis vereenigen. Eene verbetering van dien toestel is de keten- of paternoster-blaastoestel; bij dezen loopt door de waterbuis een keten zonder einde, waaraan schijven bevestigd zijn, die nagenoeg in de buis passen. Het water valt in de buis op de schijven en doet de keten dalen, die niet alleen water, maar ook de tusschen de schijven besloten lucht in den toestel brengt. — De Baadesche water-blaastoestel bestaat in een vat met water, waarin een kleiner vat omgekeerd is geplaatst.
Door den bodem van het eerste vat gaan twee buizen, die zich tot boven de oppervlakte van het water verheffen; de eene, met eene binnenwaarts opengaande klep voorzien, heeft gemeenschap met de buitenlucht, en de tweede, eene buitenwaarts opengaande klep bezittende, dient tot afvoer van den zaamgepersten luchtstroom. Deze ontstaat, gelijk ieder gemakkelijk begrijpen zal, wanneer het bovenste vat, zonder ooit met den benedenrand boven het water te komen, op en neder wordt bewogen. — Merkwaardig is ook de schroef-blaastoestel van Cagniard la Tour, naar den uitvinder ook wel cagniardelle genoemd. Hij bestaat uit eene as met 4 of 5 schroefgangen, die luchtdigt sluiten in een cylindrischen mantel; van het bovenvlak van den cylinder zijn 3/4 gesloten, het ondereinde heeft den vorm van een afgeknotten kegel, en hij is met zoodanige helling in een bak met water geplaatst, dat het benedenvlak geheel en het bovenvlak half onder water is. Bij het omdraaijen dringt water en lucht in den cylin
der, en die lucht wordt tusschen de schroefbladen zamengeperst en naar beneden gedrongen, totdat zij aldaar eene opening vindt, waardoor zij ontsnapt en de plaats harer bestemming bereikt.
Windrad-blaastoestellen zijn zamengesteld uit eene as, die van windvleugels voorzien en in eene kast geplaatst is. Door eene snelle omdraaijing der as wordt de lucht naar den wand der kast gedrongen, zamengeperst en in de afvoer-buis gedreven, terwijl het verlies door de buitenlucht wordt aangevuld.