Bivouac, een Fransch woord, van het Nederlandsche bijwacht (bivac) ontleend, beteekent de plaats, waar militairen in tijd van oorlog rondom vuren hun verblijf houden, zonder gebruik te maken van tenten of hutten. Het bivouac was in vroeger dagen de meest gewone wijze van kampéren. In den Dertigjarigen oorlog hadden in den regel alleen de hoofdofficieren tenten, en zij gebruikten deze meer voor hunne paarden dan voor henzelven.
Eerst bij een vermoedelijk meer langdurig verblijf bouwde men evenwel voor troepen en paarden veelal hutten van stroo of barakken. In de 184e eeuw kwamen, bij eene betere regeling van het krijgswezen, ook de tenten in zwang, maar werden bij het uitbarsten der revolutie-oorlogen in het laatst der voorgaande eeuw weder afgeschaft. Dit voorbeeld werd door de tegenstanders en latere bondgenooten van Frankrijk vrij algemeen gevolgd, behalve door Groot-Brittanje. Vervolgens zijn in Pruissen en ook bij ons de tenten wederom ingevoerd. Het bivouac met hutten geeft bezigheid aan de soldaten, verschaft meer beveiliging tegen regen en koude en wordt bij het opbreken eenvoudig achtergelaten.