Bitzius (Albert), zich verbergende onder den pseudoniem Jeremias Gotthelf, een zeer populair schrijver, werd geboren den 4den October 1797 te Murten in het Zwitsersche Kanton Freiburg, waar zijn vader het ambt van godsdienstleeraar bekleedde. Hij ontving aanvankelijk onderwijs in de ouderlijke woning en bezocht eerst op 16-jarigen leeftijd het gymnasium te Bern, om er zich voor te bereiden voor de studie der godgeleerdheid, waaraan hij zich vervolgens wijdde zoowel aan de universiteit aldaar als later aan die te Göttingen. Na zijn terugkeer was hij eerst als hulpprediker werkzaam en werd toen leeraar te Lützelflüh in het Emmen-thal (1832).
Hij nam er ijverig deel aan de staatkundige aangelegenheden van het kanton en verzette zich met de liberale partij tegen de familie-regering van de aristocratie te Bern. Toen echter de radicalen de handen uitstaken naar het uitsluitend gezag, verzette hij zich niet minder krachtig tegen hen zonder zijne vroegere beginselen te verloochenen. Hij overleed den 22sten October 1854.
Het gebied, waarop hij sedert 1837 werkzaam was, is dat der populaire verhalen. Hij heeft die uit het volksleven gegrepen en dit laatste met ongemeene getrouwheid geschilderd; zij zijn tevens voor het volk bestemd en alzoo volksverhalen in elke beteekenis. Zij boeijen den lezer door een aangenamen humor, door eene belangwekkende intrigue, door eenvoudigheid der motieven en door een dichterlijken geest. Daarenboven hebben zij alle de strekking om verlichting en beschaving, deugd en goede zeden te bevorderen, en vooral ook om verderfelijke volksgebreken met donkere kleuren te schetsen.
Onderscheidene daarvan, zooals “Uli der Knecht”, “Uli der Pachter” enz., zijn in het Nederlandsch vertaald. In het algemeen vonden zijne geschriften hij hun verschijnen een wijden kring van lezers. Eene uitgave van zijne gezamenlijke werken is in 1856 en 1857 in 12 deelen te Berlijn verschenen. Zijn “Berner Kalender”, van 1840 tot 1846 uitgegeven krioelde, van scherpe uitvallen en geestige zetten en had grooten invloed op het staatkundig leven des volks.