Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Stroo

betekenis & definitie

Stroo noemt men de uitgedorschte halmen en stengels van rijpe granen en peulvruchten. Het dient gedeeltelijk tot voedsel voor het vee, gedeeltelijk tot het maken van mest, — voorts tot het dekken van huizen en schuren, en eindelijk als grondstof voor papier en voor de industrie van het stroovlechten. Dit laatste is de kunst, van stroo velerlei voorwerpen te vervaardigen, zooals hoeden, werktasschen, sigarenkokers enz. Deze kunst, welke in den aanvang dezer eeuw in Italië bloeide, heeft zich vandaar over verschillende landen verspreid.

Het hiertoe vereischte stroo verkrijgt men van eene soort van zomertarwe, marzolano genaamd. Het wordt daartoe opzettelijk verbouwd, opgetrokken vóórdat de korrel gerijpt is, in schoven eenige dagen op den akker gezet en daarna op den kiezelgrond uitgespreid en aan den invloed van de zon en van den dauw blootgesteld. Na verloop van eenige weken zwavelt men het stroo, breekt de wortels en aren er af en verdeelt de halmen volgens de knoopen in stukken ter lengte van 20—24 Ned. duim, welke op nieuw gebleekt en zorgvuldig gesorteerd worden. Behalve tarwestroo verwerkt men ook roggestroo (bepaaldelijk in Zwitserland), waarvan men fijner, maar minder sterke voorwerpen vervaardigt. Het zeer fijne Italiaansche stroo wordt in ongespleten halmen gebezigd en dan plat geperst, en het minder fijne stroo in andere landen in lange strooken gesplitst.

Van zulke strooken worden lange vlechten gemaakt, die men wascht en perst en daarna door middel van eene fijne naald tot hoeden zamengevoegd. Zulke voorwerpen worden daarna nogmaals gewasschen, gebleekt en eindelijk glad gemaakt. De fraaiste vlechtwerken komen uit Toscane, Vicenza en Mantua. Voorts komt er veel vlechtwerk uit België, terwijl Frankrijk slechts grove voorwerpen van gevlochten stroo schijnt te leveren. Ook in Engeland en in Duitschland bloeit deze tak van nijverheid, en in alle groote steden van ons werelddeel vindt men stroohoedenfabrieken, waar men van gevlochten strooken hoeden vervaardigt.

< >