Bithynië was in de dagen der Oudheid de naam van een landschap in het noordwesten van Klein-Azië, aan de Propontis, de Thracische Bosporus en de Pontus Euxinus, tusschen de rivieren Rhyndacus en Parthenius, terwijl het ten zuiden grensde aan Phrygië, Galatië en Mysië, ten westen aan Mysië en ten oosten aan Paphlagonië. Het land was er met boschrijke bergen bedekt, en onder deze was de Olympus van Mysië de aanzienljjkste. De rivieren Sangarius, Hypius, Elaeus, Billaeus enz. besproeiden er den bodem.
In het binnenland vond men er de meren Ascania en Apolloniates, en aan de kust de baaijen Cianus en Astacus. Als voornaamste voortbrengselen des lands werden vermeld: marmer, kristal, scheepstimmerhout, gerst, tarwe, peulvruchten, vijgen, wijn en heerlijke kaas. De voornaamste steden waren Bithynium, Nicomedia (thans Ismid), Nicaea (Isnik), Prusa (Broessa), Chalcedon, Astacus, Prusias, Myrtea (Apamea), Heraclea, Tios enz. Het binnenland werd er bewoond door Bithyniërs (Strymoniërs) en het noordelijke kustgewest door Thyners, beide afkomstig van de Strymon, en uit andere gedeelten van Thracië, terwijl ten oosten van de Sangarius de Mariandijnen gevestigd waren, die vermoedelijk tot de Syriërs behoorden. Overal bloeiden er handel en kunstvlijt. — In nog vroegeren tijd woonden in Bithynië de Bebryces, Caucones en Mygdones, waarnaar het land ook wel genoemd werd. Men zegt, dat het den naam Bithynië ontvangen heeft van Bithynus, een zoon van Zeus en Thrace, of van Bithys, een zoon van Ares en Seta. Het land bleef onafhankelijk totdat het onderworpen werd aan de Lydiërs.
Na den val van het rijk van Lydië, kwam het onder de heerschappij der Perzen en vormde een deel van de Satrapie Phrygië. Later werd Bithynië weder onafhankelijk onder Bas of Bias, die zich zelfs tegen Alexander de Gtroote staande hield. Niet minder voorspoedig streed zijn zoon en opvolger Zipoëtes tegen Lysimachus en Antíochus Soter. Op hem volgde zijn zoon Nicomedes I, die met zijn broeder en met Antíochus Soter oorlog voerde, zijn rijk uitbreidde en den koninklijken titel aannam (+ 246 vóór Chr.). Zijn zoon en opvolger Zelas of Zeilas sneuvelde in een strijd tegen de Galatiërs. Op hen volgde Prusias I en diens zoon Prusias II, Kynegos (de Hondenleider of Jager), die zeer voorspoedig oorloogde tegen de koningen van Pergamus en door de Romeinen tot den vrede werd gedwongen. Zijn zoon, moordenaar en opvolger Nicomedes II was een wreed vorst, die, naar men meldt, om het leven werd gebragt door zijn onwettigen zoon en opvolger Nicomedes III Philópator.
Deze werd door Mithridates tweemaal verjaagd en door zijn broeder Socrates Chrestos vervangen, maar door de Romeinen in zijn gezag hersteld. Bjj zijn dood schonk hij bij uiterste wilsbeschikking zijn rijk aan de Romeinen, die er zich staande hielden tegen Mithridates en het eerst met de provincie Azië en vervolgens met Pontus vereenigden. Ten tijde van Augustus was Bithynië een wingewest, door een proconsul bestuurd, en verdeeld in Bithynië en Pontus. Theodosius II scheidde die deelen en gaf aan Pontus den naam Honorias, terwijl Bithynië den naam ontving van Pontica prima. In het jaar 260 na Chr. trokken er de Gothen verwoestend door het land. In de middeleeuwen viel dit gedeelte van het Byzantijnsche rijk in de handen der Osmanen, zoodat het thans deel uitmaakt van het Turksche rijk.