Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 09-08-2018

Mysië

betekenis & definitie

Mysië, een landschap in oud-Klein-Azië, omvatte den noordwesthoek van het schiereiland, grensde in het oosten aan Phrygië en Bithynië en in het zuiden aan Lydië en was geplitst in de volgende 5 deelen: Klein Mysië, bij den Hellespont, — Groot Mysië, in het binnenland, — Troas, het noordelijk gedeelte der westkust, — Aeolis, het zuidelijk gedeelte daarvan, — en Teuthrania aan de zuidelijke grenzen.

Mysië is eene boschrijke bergstreek met zeer weinig steden. De voornaamste bergen zijn aldaar: De lda (Kaz Dagh), de Mysische Olympus (Kesjisj Dagh) in het noorden en de Temnus (Demirdsji Dagh) in het zuiden. Aan de westkust vindt men 2 groote zeeboezems, die van Adramyttion (Edremid) en die van Elaea, aan welken thans Tsjandarlik gelegen is. De rivieren van Mysië waren: de Rhyndacus (thans Adyrnas Tsjai) met de Macessus (nu Soesoerloe), de Aesopus, de vermaarde Granicus (Kodsja Tsjai), in Troas de Scamandrus, en in Teuthrania de Caïcus (Bakyr Tsjai) met de Ceteus (Bergama Tsjai), waaraan zich de belangrijkste stad des lands, Pergamum (Bergama) verhief.

Mysië leverde onder anderen den lapis assius, eene soort van steen, waaraan men het vermogen toeschreef van ’s menschen lijk spoedig tot stof te doen wederkeeren. De inwoners des lands bestonden uit Phrygiërs, Trojanen, Aeoliërs en eigenlijke Mysiërs. Deze laatsten, een herdersvolk vormend, strekten hunne woonplaatsen uit tot in Macedonië. Hunne taal was volgens Strabo een mengsel van Phrygisch en Lydisch, en van hun karakter werd niet veel loffelijks vermeld.

< >