Een van de bloeddorstigste monsters der groote Fransche Omwenteling, werd geboren den 23sten April 1756 te La Rochelle. Hij was de zoon van een advocaat en leidde al spoedig een loszinnig leven.
Toen hij pas de hoogeschool verlaten had, schaakte hij een jong meisje en voegde zich vervolgens bij een tooneelgezelschap. Weldra echter keerde hij naar zijne geboortestad terug, waar hij zich door zijne hekeldichten en vooral door zijn blijspel “La femme comme il n’y en a plus (De vrouw zooals er niet meer gevonden worden)” veler vijandschap op den hals haalde. Hij moest La Rochelle verlaten, trad in eene geestelijke orde, maar werd ook uit deze verbannen. Toen begaf hij zich naar Parijs (1785), werd er advocaat, huwde met de onechte dochter van een pachter-generaal en verwierf zich hierdoor eenig aanzien en vermogen. Bij het uitbarsten der Omwenteling stond hij in de voorhoede en gaf de hevigste brochuren in het licht, onder anderen “Le despotisme des ministres de France (De dwingelandij der Fransche Ministers).”
In 1791 werd hij benoemd tot regter in het 4de arrondissement te Parijs; daarna verbond hij zich met Danton, Marat en Robespierre, plaatste zich aan het hoofd der Jacobijnen en werd de aanlegger van den opstand van 10 Augustus 1792. Vervolgens verordende hij met Danton de vreeseljike menschenslag- terij van September; door 200 beulen liet hij in ééne week 10000 menschen om het leven brengen. AVeldra was hij lid van de Nationale Conventie, waar hij met kracht de teregt- stelling van den Koning vorderde. Later zocht hij de Girondijnen te doen vallen, en toen de Bergpartij de overhand behouden had, werd hij er voorzitter, waarna hij zorgde, dat de Hertog van Orleans, de Koningin en vele anderen voor de revolutionaire regtbank werden gesleept. Toen op zijn aandringen het “Comité de salut public” benoemd was, deed hij zijn best, om aan dit tienmanschap het gezag te verschaffen, zoodat hij met eene aanklagt tegen Robespierre optrad.
Na den val van het Schrikbewind werd hij op den 1 sten April 1795 tot deportatie naar Cayenne veroordeeld. Geene amnestie viel hem ten deel; hij toefde er' 20 jaren en hield zich bezig met het tam maken en afrigten van papegaaijen. In 1816 kwam hij te New-York, maar de algemeene verachting, die hij er ondervond, noopte hem, om de wijk te nemen naar St. Domingo. Hij overleed er te Port au Prince den 3den Julij 1819, eenige geschriften nalatende.