Batjan is een eiland in den Molukschen Archipel, behoorende onder de residentie Ternate.
Het ligt ten westen van Dsjilolo en is hiervan gescheiden door de straat Patiëntie.
Het is lang en smal en bestaat eigenlijk uit 2 schiereilanden, Ombatjan en Laboeha, die te zamen een omtrek hebben van 18 geogr. mijlen. Op elk van deze was te voren een koning, maar die van Ombatjan, door de Tidorézen geplaagd, is met zijne onderdanen naar Laboeha verhuisd, zoodat de koning van dit laatste vervolgens alleenheerscher werd.
Hij draagt thans den naam van Sultan van Batjan en is zeer verknocht aan het Nederlandsch gouvernement. Het eiland is onregelmatig van gedaante en bergachtig; er zijn toppen ter hoogte van 600 tot 1400 Ned. el, en aan alle kanten storten er zich rivieren in zee.
De bodem is er vruchtbaar, maar de inwoners zijn te traag, om daarvan een goed gebruik te maken. Sago, kokosnoten, rijst, visch, hoenders, herten, wilde zwijnen en uitmuntend hout vindt men er in overvloed. De bevolking bestaat eruit een paar duizend zielen, Portugézen, Spanjaarden, Nederlanders en inboorlingen.
Voorheen waren ook deze R. Katholiek en later Protestant; thans evenwel heeft men er slechts een paar honderd Christenen, die tweemaal in ’t jaar door den predikant van Ternate worden bezocht. In 1821 is er door den predikant van den Byllaard een kerkje ingewijd.
De Mohammedaansche godsdienst wordt er door het meerendeel der inwoners beleden.
Met uitzondering van enkele plaatsen is het geheele eiland nog woest.
De inwoners leefden, volgens hunne overleveringen, nog in 1284 van den roof en kregen in 1322 hun eersten koning, den derde in rang onder de vorsten der Moluksche eilanden.
Eerst vestigden er zich de Portugézen en bouwden een fort op de oostkust, hetwelk later bezet werd door de Spanjaarden, en in 1609 door de Nederlanders onder Simon Janszoon Hoen. Er werd een verbond gesloten met de koningen van Ternate en Batjan, om de Spanjaarden en Portugézen te verjagen.
Het veroverde fort ontving den naam van Barneveld en eene bezetting van 50 man onder Adriaan van der Dussen, die er alzoo de eerste Nederlandsche gezaghebber is geweest.
In 1627 werd de Koning verdacht van deelneming aan een aanslag tegen de Nederlanders, welke door de tijdige aankomst van Jacob le Fèbre, landvoogd te Ternate, met het schip “De goede hoop” verijdeld werd. Een dergelijke aanslag in 1775 mislukte evenzeer.
De hoofdplaats van het eiland draagt desgelijks den naam van Batjan; zij ligt op de oostkust aan de Patiëntie-straat. De Sultan houdt er zijn verblijf in een steenen huis. De schepen vinden er eene goede ankerplaats.