Bar Cochba (Simon) — in den Talmud en bij de Rabbijnen de naam van den pseudo-messias Simeon, bij Aboel Faradsj Luminus, bij Eusebius Lucuas, elders Moenadsjin, — was de aanvoerder der Israëlieten bij hun opstand tegen den Romeinschen keizer Hadrianus (131—185 na Chr.). Reeds tot driemaal toe waren de verdrukten vruchteloos in verzet gekomen (115—118 na Chr.), toen in 130, niet lang na het vertrek van Hadrianus, een nieuw oproer losbarstte, waarbij zich Bar Cochba aan het hoofd stelde. Hij gaf zich dien naam, welke “Zoon der ster” beteekent, opdat alzoo in hem eene oude voorspelling (Numeri XXIV : 17) vervuld en hij als de Messias beschouwd mogt worden.
Later heeft men dien naam veranderd in Bar Cosiba of “Zoon van den leugen.” Het getal zijner aanhangers nam dagelijksch toe en aanvankelijk verontrustte hij de Romeinen door een guerilla-oorlog. In 132 veroverde hij Jerusalem, waar hij munten liet slaan, die zijn naam droegen, en binnen korten tijd was hij in het bezit van 50 sterkten en 985 dorpen. De Keizer zag zich dus genoodzaakt, een zijner dapperste veldheeren, Julius Severus, uit Brittannië naar Palaestina te zenden. Deze nam met groote voorzigtigheid de vaste steden één voor één weg en overmeesterde eindelijk Jerusalem, waarna de Israëlieten zich in de rotsvesting Bethar met ongemeene hardnekkigheid verdedigden. Bar Cochba bekleedde nog altijd den koninklijken zetel en liet zelfs den geleerden Bliéser uit Modaïn ter dood brengen, omdat hij hem verdacht hield van verraad.
Weldra echter bezweek de vesting in 135 op den 9den dag der maand Ab, den treurigen herinneringsdag der tempelverwoesting door Titus. Een vreeselijk bloedbad werd aangerigt; Bar Cochba sneuvelde in den strijd, en zijn hoofd werd naar de Romeinsche legerplaats gebragt. De wraak der Romeinen trof vooral de Rabbijnen, als de aanstokers van het oproer. Akiba leed den folterdood, en Juda ben Baba onderging een dergelijk lot. Hanina ben Theradion vond men bezig met het lezen van de rol der wet en hij werd met deze verbrand. De meeste Israëlieten werden weggevoerd, en te Jerusalem stichtte Hadrianus eene nieuwe volkplanting. Bij deze laatste poging, om een onafhankelijk volksbestaan te herwinnen, zouden — naar men later beweerde — bijna 600000 Israëlieten gesneuveld zijn.