Baduhenna is de naam van een woud, waar volgens het verhaal van Tacitus in het jaar 36 na Chr. 900 Romeinen bij een opstand der Friezen sneuvelden. Het is onzeker, waar het gelegen was, — en even onzeker is ook de naams-oorsprong. Sommigen plaatsen het bij Bennebroek (Baduhennabroek) in Noord-Holland, anderen in Drenthe, en nog anderen in Friesland, en wél in Zevenwouden , waar zich thans de dorpen Olde- en Nye-Holtpade bevinden. Tacitus zegt, dat de naam Baduhenna door de Friezen aan dat woud gegeven werd en ontleend was aan een huiveringwekkenden weêrgalm, die er zich deed hooren.
Meer waarschijnlijk is het gevoelen, dat de oorspronkelijke naam “Wäd-henne” of “Hoek van het Wad” geweest is, zoodat wij het ergens in de nabijheid der kust moeten zoeken. Niet onwaarschijnlijk noemen wij het derhalve, dat het bedoelde bosch in het boomrijke Zevenwouden, niet ver van de moerassige stranden der Noordzee te vinden was.