Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Atticus

betekenis & definitie

Wij zullen een en ander mededeelen van twee personen, die dezen naam gedragen hebben.

Titus Pomponius Atticus, na de adoptie door Quintus Caecilius Metellus, zijn oom van moederszijde, Quintus Caecilius Pomponianus Atticus, of eenvoudig Atticus genaamd, was een aanzienlijk en veelvermogend Romeinsch ridder. Hij werd geboren in het jaar 108 vóór Chr. , verliet, tengevolge der woelingen van zijn bloedverwant Sulpicius en van den strijd tusschen Cinna en Sulla, de stad Rome in het jaar 86 vóór Chr. en vestigde zich te Athene, waar hij uitsluitend voor de wetenschap leefde, totdat Sulla hem in het jaar 64 aanspoorde om naar zijne geboorteplaats terug te keeren. Gedurende zijn 22-jarig verblijf in Griekenlands hoofdstad had hij zich de taal en gewoonten der Grieken geheel en al eigen gemaakt, — en hieraan had hij den naam Atticus te danken. Hij bekleedde te Rome geen openbaar ambt, maar was bevriend met de merkwaardigste staatslieden van zijn tijd, met Marius , Sulla, Brutus, Cassius, Hortensius, Antonius, Octavianus en vooral met Cicero. Deze laatste hield met Atticus eene gestadige briefwisseling , welke bewaard is gebleven (Ciceronis Epist. ad Atticum libri XVI), en wijdde aan hem zijne geschriften over den ouderdom (De senectute) en over de vriendschap (de amicitia), terwijl hij hem in het 3de boek van zijn werk over de wetten (De legibus) sprekend invoert. De Ouden roemen ten zeerste de beschaving en de kennis van Atticus, alsmede de door hem geleverde geschriften; maar van deze laatsten is niets tot ons gekomen. Als wijsgeer behoorde hij tot de volgelingen van Epicurus. In het jaar 31 vóór Chr. stierf hij , wegens eene uiterst pijnlijke ziekte, den hongerdood. Zijne dochter Attica was gehuwd met M. Vipsanius Agrippa, en zijn zuster Pomponia met Quintus, den broeder van Cicero. — Nepos heeft eene fraaije levensbeschrijving van Atticus gegeven.

De andere, dien wij hier vermelden, is Tiberius Claudius Atticus Herodes. Deze, een beroemd redenaar, werd in het jaar 104 na Chr. te Marathon geboren. Reeds op jeugdigen leeftijd begaf hij zich in dienst van den Staat. In 137 werd hij archon te Athene, in 143 Romeinsch Consul, daarna bestuurder der vrije steden in Azië, en eindelijk archiereus in Griekenland. Zijne onmetelijke schatten gebruikte hij ten algemeenen nutte , — vooral tot het stichten van groote gebouwen. Hij deed te Athene het Stadium Panathenaïcum optrekken en met Pentelisch marmer versieren, alsmede, ter eere van zijne gemalin Regilla, het prachtige Odéon aan den zuidwestelijken hoek van den heuvel van Cecrops, — een gebouw, dat voorzien werd van een dak van cederhout en dat den roem des stichters over geheel de beschaafde wereld verbreidde. Grooteren roem echter verwierf hij zich als redenaar en als leeraar in de welsprekendheid. De merkwaardigste mannen van dien tijd, zooals de keizers Marcus Aurelius en Lucius Verus, behoorden tot zijne leerlingen. Men noemde hem den “koning van het woord” of “de tong der Atheners.” Hij overleed omstreeks het jaar 180 na Chr. als ambteloos burger. De overblijfselen van zijne tombe zijn bij het Stadium Panathenaïcum te Athene thans nog aanwezig. Van zijne geschriften is niets bewaard gebleven.

< >