Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 12-01-2018

Astragalus

betekenis & definitie

Astragalus L. is de naam van een plantengeslacht uit de familie der Vlinderbloemigen (Papilionaceae). Het onderscheidt zich door de volgende kenmerken. De kelk is vijftandig, de vlag der vlinderbloem langer dan de kiel en de vleugels, de kiel stomp, de peul in hokjes verdeeld, en de naar binnen omgeslagen naad bijna geheel doorloopend, waardoor de peul bijna 2-hokkig is.

Zijne talrijke soorten, meestal heestergewassen, zijn over alle werelddeelen verspreid, maar behooren vooral te huis in Midden Azië. A. verus Oliv. of de echte tragacanthstruik groeit in Klein-Azië, Arménië, in het noorden van Perzië en is een heester, die eene Ned. el hoog wordt en takken heeft, die met doornvormige bladsteelen en met de steunblaadjes, digt opeen geplaatst, bedekt zijn, terwijl de 8- of 10-parige bladeren lijnlancetvormig en de bloemen geel zijn. Uit de gewonde schors of van zelf dringt de tragacanthgom (zie onder dit woord) te voorschijn. A. glycyphyllos L., eene getakte, nederliggende plant met onbehaarde, eironde, 5-6-parige bladeren, lichtgele bloemen en gesteelde trossen — ook hokjespeul en wild zoethout genaamd — behoort tot onze inlandsche planten. A. beticus L. behoort in het zuiden van Europa te huis en haar zaad wordt onder den naam van stragel- of Zweedsche koffij als een surrogaat van deze gebruikt. Talrijke andere soorten met schoone blaauwe of purperroode bloemen behooren tot de sierplanten. Deze vereischen doorgaans een droogen grond en veel zonneschijn. Men vermenigvuldigt ze in den regel door zaad, dat in April in den vrijen grond of in potten wordt gelegd.

< >