Arolas (Don Juan), een Spaansche dichter, werd den 20sten Junij 1805 te Barcelona geboren. Zijn vader, een vermogend koopman, verhuisde van dáár naar Valencia. Hier omhelsde de zoon den geestelijken stand, voegde zich bij de orde der Piáristen en werd in 1825 door deze aangesteld tot leeraar aan een gymnasium.
Hij bekleedde deze betrekking tot in 1842. In 1844 werd hij aangetast door eene zware ziekte — het gevolg zijner neiging tot godsdienstige dweeperij. Na zijne herstelling werd hij kapelaan aan de normaalschool te Valencia. Hij werd echter wederom door die ziekte aangegrepen, zoodat hij tot volslagene krankzinnigheid verviel en den 25sten November 1849 overleed. Zijne dichterlijke gaven hadden zich reeds vroeg geopenbaard. Zijne eerste verzen waren minne- en herdersdichten. Later leverde hij uitstekende voortbrengselen op lyrisch-épisch gebied. Zijne ridderlegenden, vaderlandsche zangen, Moorsche en Oostersche liederen, alle vol gloed en leven, rijk met beelden gestoffeerd en keurig van vorm, werden met grooten bijval ontvangen. Ook zijne godsdienstige verzen onderscheiden zich door verheffing en door eene edele geestdrift. In een uitgebreid gedicht “La silfide del acueducto” heeft hij eene Spaansche legende in afwisselende maat behandeld. Zijne verzamelde gedichten zijn in 1860 in 3 deelen te Valencia verschenen.