Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Krankzinnigheid

betekenis & definitie

Krankzinnigheid is eene ziekte, waarbij de werkzaamheid van geest en gemoed, gewoonlijk zonder koorts, zoodanig belemmerd is, dat de lijder, in meerdere of mindere mate beroofd van het vrije gebruik van rede, verstand en wil, verkeerd spreekt en verkeerd handelt. Doorgaans ziet men zoodanige ziekten gepaard met ongesteldheden van het Iigchaam, vooral van de hersenen en zenuwen, van de onderbuiks- en voortplantingsorganen, alsmede met zinsbegoochelingen. Dikwijls is krankzinnigheid erfelijk en zeer moeijelijk te genezen. Somtijds verdwijnt zij voor een poos (intervalla lucida), — somtijds ook heerscht zij met snel voorbijgaande aanvallen (raptus).

Men heeft onderscheidene soorten van krankzinnigheid, zooals de stompzinnigheid (idiotismus, zie Idioot); — dan de zwaarmoedigheid (melancholia), die de Iijders vervult met treurige, onrustbarende voorstellingen, welke geenerlei grond hebben, zoodat zij tot somberheid, angst, afkeer van menschen, werkeloosheid, vertwijfeling en zelfs tot neiging tot zelfmoord vervallen. Zoodanige melancholie vertoont zich in verschillende vormen, namelijk als doffe melancholie (m. attonita), wanneer de krankzinnigen geenerlei deel nemen aan ’t geen om hen heen geschiedt, — godsdienstige melancholie (m. religiosa), wanneer de lijders tobben over kerkelijke leerstukken of over hunne zaligheid, terwijl zij geesten en spoken zien, — verliefde melancholie (m. amatoria), wanneer zij zich op het gebied der zinnelijke begeerten beweegt, —fantastische melancholie (m. fantastica), wanneer de lijder zonderlinge voorstellingen koestert, bijv. dat hij glazen beenen heeft, — Engelsche melancholie (m. anglica), ook spleen, genoemd, een telg van overvloed en verveling, — en dwalende mélanchólie (m. errabunda), die de lijders in eenzame wouden en op kerkhoven doet omdwalen met de overtuiging, dat zij in wolven of andere wilde dieren veranderd zijn. Daarbij zou men het heimwee nog kunnen voegen. — Tot de oorzaken dezer melancholie behooren een melancholisch temperament, prikkelbaarheid bij geringe ontwikkeling des verstands, overspanning van den geest, het gehoorzamen aan hartstogten, onderbuiks- en hersenziekten. Op de melancholie laten wij de manie (mania) volgen. Wie daaraan lijden, zijn gewoonlijk in hooge mate prikkelbaar, opvliegend en onstuimig, — zij klagen, schreijen, vloeken en schelden, en zoeken somtijds in aanvallen van woede alles te vernielen, hoewel er ook gevonden worden, die aan eene morrende manie (mania mussitans) lijden en steeds mompelend aan hun wrevel lucht geven.

Eene andere soort van krankzinnigheid is de eigenlijke waanzin (moria), ontstaande door zwakheid van het verstand bij eene levendige verbeelding, zoodat de lijders zich vaak gelukkig gevoelen in hunne ongerijmde voorstellingen omtrent zich zelven en hun stand in de maatschappij. Deze soort van krankzinnigheid komt veelal voort uit ijdelheid en verwaandheid. Eindelijk noemen wij de monomanie (monomania), ook wel: idéé fixe genoemd, een toestand, waarin de lijder slechts met betrekking tot enkele aangelegenheden in eene ongeneeslijke dwaling verkeert. De monomanie openbaart zich bijv. in lust tot brandstichting, tot diefstal, tot moord enz.

Bij onbeschaafde volkeren beschouwt men gewoonlijk krankzinnigen met een zekeren eerbied, als ware de onzamenhangende en raadselachtige taal, die zij spreken, hun door eene hoogere magt ingegeven. Bij het toenemen der beschaving heeft men al spoedig inrigtingen doen verrijzen, die in ons Vaderland den naam van dolhuis droegen, waar men de ongelukkige lijders in hokken, somtijds geketend, onschadelijk maakte voor de maatschappij. Vele vorderingen moest echter de beschaving maken, vóórdat de krankzinnigengestichten ontstonden, waarin zij, wier geestvermogens gekrenkt waren, eene liefderijke verpleging vonden, terwijl er tevens door wetenschappelijke mannen alles werd aangewend, wat hunne genezing kon bevorderen. Thans vindt men in ieder beschaafd land zulke inrigtingen in menigte, en het is eene onbetwistbare waarheid, dat voor krankzinnigen aldaar veel meer kans op herstelling bestaat dan te huis. Men heeft in ons land krankzinnigengestichten te Haarlem (Meerenberg), Utrecht, Delft, Franeker, Dordrecht, Gorkum, Rotterdam, Amsterdam, Deventer en Zutfen.