Ararat of Airarat (de vlakte der Ariërs) is de aloude naam van de hoogvlakte aan den middelloop van de Araxes en de hoofdzetel van het rijk Ararat, hetwelk reeds in de boeken des Ouden Testaments wordt vermeld.
Deze hoogvlakte wordt bédoeld in de geschiedenis van den zondvloed (Gen. VIII: 4), daar de Hebreeuwsehe tekst de landingsplaats van Noach bepaaldelijk “de bergen van Ararat” noemt. Door een misverstand hebben de oudste bijbeluitleggers gemeend, dat zij dien naam aan den hoogsten berg in Arménië moesten toekennen, hoewel de inboorlingen dien Massis, de Turken Ayhri-Dagh en de Perzen Koehi-Noeh (Noachsberg) noemen. De Koerden verplaatsen het tooneel van dat verhaal meer zuidwaarts en de Syrische Christenen meer westwaarts.
De vlakte van de Araxes is aan alle kanten door bergen omringd, van welke drie het meest in het oog vallen. Ten zuiden verrijst de hoogste, een reuzengevaarte van 6000 Red. el, en dezen ziet men aan de oostzijde verbonden met een anderen, die 1300 Ned. el lager is. Zij dragen de namen van “Grooten en Kleinen Ararat.” De derde berg verrijst verder noordwestwaarts met eene hoogte van 4300 Ned. el en staat er nog eenzamer dan de beide andere, daar hij alleen door eene lange bergenreeks met den Caucasus in verband staat. Hij heet bij de naburige Turken “Allagoes” of “het oog Gods.”
De Ararat, voor wien de Arméniër zich eerbiedig ter aarde werpt, verheft zich op de Arménische hoogvlakte, die omstreeks 2300 Ned. el boven den zeespiegel gelegen is. Op grooten afstand is hij zigtbaar, en hij dient den schepelingen op de Caspische zee tot landmerk. Zijn hoogste top ligt op Russisch grondgebied. De Kleine Ararat vertoont zich als een steilen, puntigen kegel, en de Groote Ararat, die van de oost- en zuidzijde een dergelijk voorkomen heeft, bezit, uit het noorden en westen gezien, de gedaante van een bergrug met drie toppen. Alleen aan de noordwestelijke zijde is eene beklimming mogelijk. Beide bergen zijn oude vulkanen, die Hoog-Arménië met hunne uitgeworpen gesteenten hebben bedekt.
Men kan het geheele gebergte bij een eiland vergelijken, dat door de wateren der Middellandsche, Zwarte en Caspische Zeeën en door die der nabijgelegen meren en golven omringd is. Geen wonder dus, dat het als de landingsplaats van Noach wordt beschouwd, — ja, volgens de sage is de ark in een versteenden toestand op den top van den Ararat nog altijd aanwezig.
Als vuurspuwende berg heeft hij ongetwijfeld weleer vreeselijk gewoed, zooals uit de naburige basalt-, trachiet- en lavamassas duidelijk blijkt. Ook toen het inwendig vuur begon te bedaren, hadden er van tijd tot tijd uitbarstingen plaats, waarbij gesmolten lavastroomen uit de kloven der wanden naar beneden stroomden. Daarmede stonden bergschuivingen in verband, en men verhaalt, dat hierdoor in den loop der 8ste eeuw op eenmaal 10000 menschen zijn omgekomen.
Het laatste verschijnsel van vulkanischen aard vertoonde zich op den 20sten Junij 1843. Eene vreeselijke aardbeving verwoestte toen de omstreken van den Ararat en gaf aan den berg zelven eene andere gedaante. Het dorp Aghoeri, aan de noordwestelijke helling gelegen, werd in korten tijd onder rotsblokken bedolven, en het beroemde Arménische klooster St. Jacob ondervond een dergelijk lot. Geweldige scheuren openden zich in het ligchaam van den reus, nieuwe kloven ontstonden, terwijl oude zich sloten of gedempt werden. Lavastroomen en slijkvloeden traden hier en daar te voorschijn.
Dientengevolge is de plantengroei aan de hellingen van den Ararat zeer schraal. Nergens ontspringt er eene beek of rivier, — boomen zoekt men er te vergeefs, en alleen tusschen den Grooten en Kleinen Ararat groeit eenig berkenhout met jeneverbessen en mispelstruiken. Nabij de eeuwige sneeuw der toppen vindt men eenige groene bergweiden, waar de Koerden des zomers hunne kudden laten grazen. De sneeuwlijn ligt er ter hoogte van ongeveer 4300 Ned. el, dus niet zeer laag, ’t geen men aan de oprijzende warmte der bergvlakte mag toeschrijven.
Aan den voet van den Ararat ligt het dorp Karje Tamanin, waar, volgens de overlevering, Noach na den zondvloed uit de ark is geklommen, en in de nabijheid van Eriwan wijst men den vreemdeling de plek, waar Noach den eersten wijngaard heeft aangelegd.
De naauwkeurigste beschrijving van den Ararat zijn wij verschuldigd aan Parrot, hoogleeraar te Dorpat, die hem, na twee vruchtelooze pogingen, den 9den October 1829 beklommen heeft. Na dien tijd hebben ook anderen den top van dit reuzengevaarte bezocht, bijvoorbeeld Wagner, die daarvan eene belangrijke beschrijving geleverd heeft (Stuttgard und Tübingen, 1848).