Appiani (Andrea), een uitstekend Italiaansch historieschilder en door zijne tijdgenooten “de schilder der Gratiën” genoemd, werd geboren te Milaan den 23sten Mei 1754 (volgens anderen in 1761 te Bosizio). Hij was de telg van een adellijk, maar armoedig geslacht en bezocht achtereenvolgens Parma, Bologna, Florence en Rome, om er de frescos van Rafaël te bestuderen. Zijne plafonds in het paleis te Monza, waar aartshertog Ferdinand, gouverneur van Lombardije, zijn verblijf hield, bezorgden hem grooten roem.
Niet lang daarna schilderde hij de evangelisten en leeraars der Kerk in den koepel van het koor van St. Celso te Milaan. Als afgevaardigde uit Italië woonde hij de krooning bij van Napoleon I te Parijs, en deze benoemde hem tot lid van het Instituut van Kunsten en Wetenschappen in Italië. Vervolgens werd hij hofschilder met een vast jaarlijksch inkomen, en nu arbeidde hij ijverig aan de voltooijing van een groot werk, namelijk aan de voorstelling der wapenfeiten van Napoleon tot aan zijne krooning, in de groote zaal van het koninklijk paleis te Milaan. Te midden van die bezigheid werd hij in 1813 door eene beroerte getroffen, die hem noodzaakte het penseel voor altijd ter zijde te leggen. In een staat van verlamming en door de Oostenrijksche regering van zijn tractement beroofd, sleepte deze talentvolle man zijn kommerlijk leven voort tot aan 1817 of 1818. Toen rukte een nieuwe aanval van beroerte hem weg. De verkoop van al zijne schetsen en teekeningen had hem in de laatste jaren naauwelijks tegen den hongerdood kunnen beveiligen. Ruim 10 jaren daarna (1826) stichtte het Instituut te Milaan voor hem een gedenkteeken in het paleis Brera, namelijk de groep der drie Gratiën van de hand van den grooten Thorwaldsen. Tot de schoonste frescostukken van Appiani behoort voorts een Apollo met de Muzen in de Villa Bonaparte, die weleer aan Eugenius als vicekoning van Italië toebehoorde. Zijne meest- beroemde schilderijen in olieverf zijn: De Olympus, het toilet van Juno, bijgestaan door de drie Gratiën, de ontmoeting van Jacob en Rachel, Rinaldo in den tuin van Armida, en vooral Venus en Amor, een klein stuk in de verzameling van graaf Sommariva. Het zijn prachtige stukken, maar in hunne soort niet zoo volmaakt als zijne frescos. Zijne werken zijn in 1820 in koper gegraveerd en uitgegeven door Bisi.