Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Appetijt

betekenis & definitie

Dit woord, afkomstig van het Latijnsche appetitus (begeerte), wordt in verschillende beteekenis gebruikt. In de eerste plaats wordt er een matig verlangen naar spijs en drank door aangeduid, hetwelk bij vermeerderde kracht in honger en dorst overgaat. In dien zin is appetijt iets dergelijks als eetlust. In de tweede plaats wordt door dat woord een gevoel aangewezen, hetwelk het nuttigen van eene bepaalde spijs wenschelijk acht.

De appetijt als bloote eetlust strekt zich uit, evenals de honger, naar alles wat eetbaar is en kent geen ander doel dan de verzadiging, die hem verdrijft. Verlangt de appetijt daarentegen bepaalde spijzen, dan is geenszins verzadiging, maar eene aangename prikkeling der smaakzenuwen het doel, — hij wil niet alleen eten, maar hierdoor ook genieten. Daarom begeert de mensch in den gezonden toestand datgene, wat hij door de ondervinding als streelend voor de tong heeft leeren kennen. Deze soort van appetijt vertoont zich het duidelijkst en krachtigst, wanneer de honger gestild is, zoodat er geene eigenlijke behoefte te bevredigen is, en de eetlust alleen voor zijn genoegen werkzaam blijft en alzoo eene groote keurigheid aan den dag legt.

Reeds een ruim gebruik van vette of zoete zelfstandigheden doet den appetijt ontwaken naar dingen, die door een eigenaardigen bitteren , zuren, zoeten of specerijachtigen smaak het onaangenaam gevoel, door het gebruikte ontstaan, in den mond en in de maag doen verdwijnen en vervolgens welligt door prikkeling van het slijmvlies van de maag de spijsvertering ondersteunen. Bij eene ziekelijke gesteldheid der spijsvertering kan de appetijt geheel en al verdwijnen, en door zenuwaandoening tengevolge van smart, toorn, schrik, overspanning, slapeloosheid enz. desgelijks. Eene stoornis in het zenuwstelsel kan daarentegen ook den appetijt vermeerderen of daaraan zoodanige rigting geven, dat hij ongewone en vaak zeer ongepaste spijzen begeert. Intusschen zijn die zoogenaamde “lusten” veelal het uitvloeisel van kinderachtige luimen. Dikwijls gebeurt het, dat de appetijt in geenerlei verband staat met de ongesteldheid der maag, zoodat hij zelfs bij maagkanker en maagontsteking blijft voortduren.Slechts enkele malen schijnt de appetijt op bepaalde ziekten te wijzen, zooals de groote trek naar brood en meelkost grond geeft voor het vermoeden, dat er wormen in het darmkanaal aanwezig zijn, en het verlangen naar opslorpende stoffen de vorming van zuur aanduidt. Somtijds wordt bij zieken de appetijt als een wenk der natuur beschouwd, die in het begeerde een geneesmiddel ziet; maar het is van belang, hierbij de grootste behoedzaamheid in acht te nemen.

Slechte magen en verloren appetijt openen een ruim veld voor de vrienden van huismiddelen en geheime artsenijen. Wie met dergelijke ongesteldheid sukkelt, mag zich wel driemaal bedenken eer hij baat zoekt op dien gevaarlijken weg. Wie zijne maag door overlading of overprikkeling bedorven heeft, late zich niet verleiden, om dat ingewand door scherpe en gewoonlijk moeijelijk verteerbare stoffen nog verder van streek te brengen. Gebrek aan appetijt is gewoonlijk meer een gevolg van een ziekelijken toestand van het geheele ligchaamsgestel, dan van eene ziekte van de maag. Dat gebrek wordt het best verholpen door een goed dieet, dat wil zeggen door het zeer matig gebruik van ligt verteerbare spijzen, en tevens door het genot van de frissche lucht en door behoorlijke beweging. Ook heeft men wel eens gezien, dat de appetijt juist dan terugkeerde, wanneer het gebruik van prikkelende middelen werd nagelaten.

< >