Ferdinand is een naam van onzekeren oorsprong. Hij werd gedragen door vele vorsten, — in de eerste plaats door Keizers van Duitschland, te weten:
Ferdinand I, een zoon van den aartshertog Philippus van Oostenrijk en van Johanna, eene dochter van Ferdinand de Katholieke. Hij was een jongere broeder van keizer Karel V en werd geboren den lOden Maart 1503 te Alcala de Henares in Nieuw-Castilië. Na den dood zijns vaders werd hij onder het opzigt van zijn grootvader van moederszijde opgevoed, en na het overlijden van zijn grootvader Maximiliaan I vielen hem de Oostenrijksche landen ten deel, terwijl zijn broeder Karel hem belastte met de leiding der Duitsche aangelegenheden. Hij trad in het huwelijk niet Anna, eene dochter van Ladislaus, koning van Hongarije en Bohemen, en verkreeg hierdoor heerschappij over deze landen. In Hongarije kwam evenwel Zapolya tegen hem in verzet en diens bondgenoot, sultan Soliman, bedreigde Weenen, doch werd tot den terugtogt gedwongen doordien Andréas Doria de Dardanellen blokkeerde. Bij den Vrede van Groszwardein verkreeg Zapolya den koningstitel met een gedeelte van Hongarije voor levenslang, terwijl aan zijne mannelijke erfgenamen het vorstendom Siebenbürgen werd toegekend. Na zijn dood echter maakte zijne weduwe, gesteund door den Sultan, aanspraak op de geheele heerschappij van Zapolya ten behoeve van zijn zoon, zoodat Ferdinand er niet in slaagde, het rustig bezit van Hongarije te verwerven. In Bohemen vond hij tegenstand bij de aanhangers der Hervorming, doch na den slag van Mühlberg (1547) nam hij eene bloedige wraak.
Inmiddels had hij in 1530 de Duitsche koningskroon verkregen, en sedert dien tijd bestuurde hij, als vertegenwoordiger van zijn broeder, de meeste Rijksdagen. In 1556 zag hij zich gekozen tot Roomsch-Duitsch Keizer en deed pogingen om de godsdiensttwisten uit den weg te ruimen, doch oogstte hiervoor geene dankbaarheid. Door regeling van de munt en van den rijkshofraad maakte hij zich verdienstelijk jegens Duitschland. Nadat hij gezorgd had, dat zijn zoon Maximiliaan II in 1562 tot Roomsch Koning gekozen werd, verdeelde hij zijne landen onder zijne 3 zonen, en overleed den 15den Julij 1564. Hij onderscheidde zich door zijne zachtmoedigheid en regtvaardigheid, en daar hij een voorstander der wetenschap was, zocht hij den omgang met de geleerdste mannen van zijn tijd. Zijne gemalin schonk hem 15 kinderen, van welke echter slechts 3 zonen en 3 dochters hem overleefden.
Ferdinand II, een kleinzoon van den voorgaande en een zoon van Karel, aartshertog van Carinthië en Stiermarken, en van Maria van Beijeren. Hij was geboren te Grätz den 9den Julij 1578, en na den dood zijns vaders werd zijn opvoeding door zijne moeder toevertrouwd aan de Jezuïeten, die hem zulk een afkeer van het Protestantismus inboezemden, dat hij te Loretto voor het altaar eene plegtige gelofte aflegde, dat hij tot elken prijs in zijne Staten de R. Katholieke godsdienst tot de heerschende zou verheffen. Nadat hij in zijne erflanden Stiermarken, Carinthië en Kraïn het Protestantismus uitgeroeid had, zocht hij iets dergelijks te volbrengen in Oostenrijk en Bohemen, daar hij nog bij het leven van den kinderloozen keizer Matthias tot Koning van Bohemen (1617) en van Hongarije (1618) was benoemd, doch hij werd daardoor de oorzaak van den Dertigjarigen oorlog. Toen hij na den dood van Matthias (1619) tot koning van Bohemen gekroond was, zocht hij vruchteloos met de opstandelingen te onderhandelen.In hetzelfde jaar kozen de Keurvorsten hem eenstemmig tot Keizer van Duitschland, en hij sloot daarna met hertog Maximiliaan van Beijeren een verdrag tot bescherming van het Keizerlijk Huis en van de R. Katholieke Kerk. De Bohemers echter verklaarden hem, den vijand van gewetensvrijheid, vervallen van den troon, en schonken dien in 1619 aan den jongen, Hervormden keurvorst van de Pfalz, Frederik V, die echter in den slag bij den Witten Berg (1620) door Maximiliaan overwonnen werd. Gedurende 3 maanden schortte Ferdinand zijne wraak op, doch daarna nam eene vreeselijke geloofsvervolging een aanvang, uitgezonderd in Hongarije en in een gedeelte van Silézië.
Tevens beijverde hij zich, om, gesteund door Philippus IV, koning van Spanje, de magt van het huis van Habsburg uit te breiden. Hij deed den Keurvorst van de Pfalz in den rijksban en droeg diens waardigheid op aan den hertog Maximiliaan van Beijeren. Voorts beroofde hij de hertogen van Mecklenburg, die koning Christiaan IV van Denemarken hadden bijgestaan, van hunne bezittingen en schonk die aan Wallenstein. Daarentegen leed zijn plan, om zich van den handel op de Oostzee meester te maken, schipbreuk op de belegering van Stralsund. Reeds waande hij zich zeker van het overwigt zijner heerschappij in Europa, toen de tusschenkomst van Gustaaf Adolf van Zweden, de dood van Wallenstein en het vijandig verzet van Frankrijk hem gevoelige slagen toebragten. Hij overleed te Weenen den 15den Februarij 1637.
Ferdinand III, den zoon en opvolger van den voorgaande. Geboren te Gratz den llden Julij 1608, werd hij in 1625 tot koning van Hongarije benoemd, en zag zich na den dood van Wallenstein (1634) belast met het opperbevel over het Keizerlijk leger, bijgestaan door de generaals Gallas en Piccolomini. Hij veroverde Donauwörth en Regensburg, behaalde in 1634 de overwinning bij Nördlingen en verjoeg de Zweden uit ZuidDuitschland. Na den dood zijns vaders beklom hij den Duitschen keizerstroon en zocht vredesonderhandelingen aan te knoopen, die in 1648 door den vrede van Munster werden gevolgd. Hij overleed den 2den April 1657. Hij was een voorstander van kunsten en wetenschappen, — inzonderheid van de toonkunst. Zijn zoon, die hem onder den naam van Ferdinand IV zou opvolgen, is vóór hem gestorven.
Eén Keizer van Oostenrijk, namelijk:
Karl Leopold Joseph Frans Marcellin Ferdinand I, oudsten zoon van keizer Frans I en van Maria Theresia. Hij werd geboren te Weenen den 19den April 1793, was reeds in zijne jeugd zwak van ligchaam en legde zich vooral toe op de kennis van landbouw en nijverheid. Eerst in 1829 en vervolgens woonde hij de zittingen van den Staatsraad bij en zag hij zich door den Keizer met bepaalde werkzaamheden belast. Ook de kroon van Hongarije, die hij in 1830 te Presburg ontving, gaf hem geene grootere zelfstandigheid. Een geschenk van 50000 ducaten, dat hij naar oud gebruik bij die gelegenheid ontving, besteedde hij aan de ondersteuning van verarmde Hongaarsche gemeenten en aan de stichting der hoogeschool te Pesth. Hij ontsnapte aan den moordaanslag van Frans Keindl, en beklom den 2den Maart 1835 den keizerlijken troon.
Ook toen hij tot koning van Bohemen werd gekroond, besteedde hij het gebruikelijk geschenk tot weldadige oogmerken, en toen hg de kroon van Lombardije ontving (1838), schonk hy algemeene amnestie aan alle staatkundige overtreders in de Italiaansche gewesten, Onder zijn bestuur ontwikkelde zich de Oostenrijksche industrie zeer voorspoedig, en er werden wegen en spoorwegen aangelegd. De opstand in Galicië werd achtervolgd door de inlijving van het gebied van Krakau in het Oostenrijksche keizerrijk. Toen het voorjaar van 1848 onrustige bewegingen bragt, gaf hij aan Metternich zijn ontslag, benoemde een verantwoordelijk ministérie en verleende eene grondwet aan het volk. Daar in Mei de onrust te Weenen toenam, begaf hij zich met zijn Hof naar Innsbrück, en keerde eerst in Augustus daaraanvolgende in zijne hoofdstad terug. Gedurende den October-opstand aldaar ging hij naar Olmütz en gevoelde zich door de omstandigheden des tijds gedrongen, om den 2den December 1848 afstand te doen van den troon ten behoeve van zijn neef Frans Joseph. Na dien tijd vertoeft hij meestal te Praag.
Koningen van Napels, te weten:
Ferdinand 1, onechten zoon van Alfonsus V van Aragon. Het Parlement te Napels gaf hem in 1443 den titel van prins van Calabrië en benoemde hem tot troonopvolger. In 1445 huwde hij met Isabella van Chiaramonte, eene dochter van graaf Tristan van Copertino. Na den dood zijns vaders maakte hij zich meester van Napels, werd door paus Fins II daarmede beleend, doch verloor aan den pretendent, den hertog van Calabrië, het geheele rijk met uitzondering van zijne hoofdstad (1460). Bijgestaan door Milaan en door den Paus, maakte hij zich het volgende jaar weer meester van eenige vestingen, bragt zijn tegenstander in 1462 eene nederlaag toe en nam 2 jaar later den hertog van Sessa op eene verraderlijke wijze gevangen. Daarna deed hij, naar men meent, den prins van Tarente door vergif om het leven brengen en maakte zich door een testament, dat vermoedelijk valsch was, van diens bezittingen meester, waarna hij zich door een huwelijk van zijne onwettige dochter met een neef van paus Sixtus V in naauwe betrekking stelde tot het Hof te Rome en een belangrijken invloed verkreeg op de aangelegenheden van Italië. Na den dood van Lorenzo dei Medici achtte hij zich verzekerd van de opperheerschappij in Italië, toen hertog Lodewijk de Moor zich verbond met Karel VIII, koning van Frankrijk, om de regten van het Huis van Anjou te doen gelden op den troon van Napels. Terwijl hij zich beijverde, gemeld bondgenootschap te vernietigen, werd hij verrast door den dood op den 25sten Januarij 1494.
Ferdinand II, een zoon van Alfonsus II en een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren den 26sten Julij 1469 en voerde aanvankelijk den titel van prins van Capua, —na de troonsbeklimming dien van prins van Calabrië, en werd in 1495 de opvolger van zgn vader. Muiterij in het leger noodzaakte hem tot de vlugt naar het eiland Ischia, terwijl het geheele vasteland ontrukt werd aan zijne heerschappij. Zoodra echter Karel VIII Napels verlaten had, maakte Ferdinand zich meester van Reggio en drong door in Calabrië. Hoewel hij te Seninara het onderspit moest delven, rukte hij voort naar Valenza en vanhier naar Sicilië, vanwaar hij met 80 schepen naar Salerno terugkeerde en, door de bewoners des lands geholpen, de Franschen versloeg en binnen Napels trok. Ook Capua, Aversa en de meeste steden van Campanië onderwierpen zich aan zijne heerschappij, zoodat eindelijk in 1496 de vijand moest aftrekken. Nu trad hij in het huwelijk met Johanna, eene dochter van Ferdinand I, en overleed kort daarna den 7den October 1496.
Ferdinand I, koning der beide Siciliën, een zoon van Karel III, koning van Spanje, en van prinses Amalia van Saksen. Hij werd geboren den 12den Januarij 1751, ontving weinig voedsel voor zijn geest, maar wijdde zich des te ijveriger aan gymnastische oefeningen. Gesteund door eene groote schaar van ellendige handlangers, maakte hij zich aan vele misdaden schuldig. Toen zijn vader in 1759 den troon van Spanje beklom, werd hg in diens plaats Koning van Napels, waar hem gedurende zijne minderjarigheid een regentschap , met den markies Tanucci aan het hoofd, ter zijde stond. Toen hij in 1767 meerderjarig was geworden, veranderde hij het regentschap in een ministérie en verbande de Jezuïeten, en terwijl hij zich aan zijne lage hartstogten overgaf, bestuurde zijne schoone en schrandere gemalin Maria Carolina, eene dochter van keizerin Maria Theresia, de zaken des rijks. Zij bewerkte, dat Tanucci ontslagen werd, —dat men ophield tienden en belastingen te betalen aan den Heiligen Stoel, — dat het onderwijs verbeterd, de académie van Herculanum vernieuwd, eene militaire académie opgerigt, het gezag der baronnen beperkt en een handelsregtbank ingesteld werd, — en dat er handelsverdragen tot stand kwamen met Sardinië, Genua, Rusland, enz. Onder het beheer van den minister Acton onttrok Napels zich aan den invloed van Spanje en sloot zich meer en meer aan bij Oostenrijk en Engeland, zoodat het ook in 1793 deel nam aan de coalitie tegen Frankrijk. Hoewel de overwinningen van het Republikeinsche leger in Italië hem noodzaakten, om vrede te sluiten, zette Ferdinand zijne vijandelijkheden tegen Frankrijk voort en verbond zich met Oostenrijk, Rusland en Groot-Brittanje, zoodat weldra een Fransch leger onder bevel van generaal Championnet binnen Napels trok en er, na de vlugt des Konings naar Palermo, de Parthenopésche Republiek werd afgekondigd (1799).
Weldra echter kwamen de Koningsgezinden in opstand en overmeesterden de hoofdstad, zoodat Ferdinand in 1800 derwaarts terugkeerde. Hoewel de onschendbaarheid des rijks in een verdrag tusschen den Eersten Consul en Spanje gewaarborgd was, moest Napels bij den vrede met Frankrijk vreemde troepen opnemen, terwijl het bij het onzijdigsheidverdrag van 1805 beloofde om het landen van jegens Frankrijk vijandige soldaten te verhinderen. Toen niettemin kort daarna 12000 Russen bij Napels aan wal stapten, deed Napoleon het land bezetten, waarna Ferdinand in 1806 wederom de wijk nam naar Sicilië, den Kroonprins als zijn plaatsvervanger acherlatend. Toen vervolgens Joseph Bonaparte tot koning der beide Siciliën benoemd was, handhaafde Ferdinand op Sicilië, met bijstand van Engeland, zijn gezag, doch stond in 1809 wegens verwikkelingen met het Engelsche kabinet zijn troon tijdelijk af aan zijn zoon Frans. In 1811 aanvaardde hij echter weder het bewind, en toen het Congrès te Weenen hem in zijne regten herstelde, vereenigde hij in 1816 het vasteland met het eiland Sicilië tot één geheel. In 1817 verliet het Oosterijksche leger zijne Staten, en in 1818 sloot hij een concordaat met den Paus. Na de revolutie van 1820 moest hij de grondwet van 1812 bezweren, doch hij hief ze het volgende jaar met hulp van Oostenrijk weder op en nam gestrenge maatregelen tegen alle vrijzinnige bewegingen. Hij overleed den 4denJanuarij 1825.
Ferdinand II, een kleinzoon van den voorgaande en een zoon van Frans I en van Isabella Maria van Spanje. Hij was geboren den 12den Januarij 1810, verkreeg in 1830 de heerschappij over een volk, dat door de heerschzucht van edelen en priesters en door de verkwistingen van het Hof geteisterd en uitgemergeld was, en toonde zich aanvankelijk geneigd tot heilzame hervormingen. Hij verleende aanstonds amnestie, verbeterde de financiën, voerde bezuinigingen in, gaf aan gehate ambtenaren hun ontslag, bevorderde vrijheid van handel, en deed veel ten behoeve van de welvaart der ingezetenen. Wie echter de stichting van een constitutionélen staat of kerkelijke hervormingen van hem verwacht hadden, zagen zich bedrogen. Hij leende bij voorkeur het oor aan monniken, reactionnairen en vertegenwoordigers van absolutistische kabinetten. Slechts in een sterk leger zag hij veiligheid voor zijn troon, zoodat hij er eene kostbare krijgsmagt op na hield. In 1837 werd Sicilië eene provincie van Napels. Nu volgden zamenzweringen en oproerigheden elkander op, — spionnen verhinderden de uiting van elke vrije gedachte,— en moord, roof en brandstichting herschiepen het heerlijke land in eene woostenp.
Toen in Januarij 1848 Sicilië in opstand kwam, zag hij zich genoodzaakt, eenige hervormingen in te voeren, zijne ministers te ontslaan, en zelfs aan den strijd in Opper-Italië tegen Oostenrijk deel te nemen, terwijl hij tevens eene grondwet moest uitvaardigen voor de beide deelen des rijks. De Sicilianen wantrouwden intusschen de gezindheden des Konings en verklaarden hem en zijn huis in 1848 vervallen van den troon van Sicilië. In het begin van 1848 riep hij volgens de grondwet de Kamers bijeen, doch zond ze ras weder naar huis. Na het overmeesteren van Sicilië (1849) en na de algemeene reactie in Italië, haastte hij zich de grondwet op te heffen, terwijl zij, die tot hare invoering hadden medegewerkt, aan bloedige vervolgingen blootstonden. Toen in 1856 Frankrijk en Engeland hem den raad gaven om, ter bevordering van de rust van Italië, een anderen staatkundigen weg te volgen, wees hij alle bemoeijing met zijne zaken op zóó beslissenden toon van de hand, dat die mogendheden de diplomatieke betrekkingen met hem afbraken. De aanslag van Agesilao Milano bevestigde hem in zijne gevoelens, en hij overleed den 23sten Mei 1859, waarna zijn koningrijk ten deel viel aan zijn zoon Frans II, doch reeds overrijp was om zich met de overige landen van Italië tot één rijk onder het huis van Savoye te vereenigen. Hij is eerst gehuwd geweest met Christina Maria van Sardinië, die hem den kroonprins Frans schonk, en vervolgens met Therese, eene dochter van Karel, aartshertog van Oostenrijk; met deze laatste had hij 9 zonen en 4 dochters.
Koningen van Portugal, namelijk:
Ferdinand I de Vriendelijke, een zoon van Peter I de Wreede. Hij werd geboren den 27sten Januarij 1340 en aanvaardde de regéring in 1367. Zijn oorlog met Castilië had voor hem een ongelukkigen afloop, en ook zijne verbindtenis met Eleonora Tellez was oorzaak van veel onrust en ellende. Zijn verbond met Engeland tegen Castilië werd verraden, zoodat Hendrik, koning van Castilië, een inval deed in Portugal en er onderscheidene steden en zelfs de benedenstad van Lissabon veroverde, weshalve Ferdinand een zeer onvoordeeligen vrede moest sluiten (1373). Huiselijke onaangenaamheden en vrees voor de misnoegde edelen waren oorzaak, dat hij afzag van zijn voornemen om de Mooren te bestrijden, waarna hij in 1381 weder met Castilië moest oorlogen.
Reeds waren zijne schepen en zijn leger te lande geslagen, Almeida veroverd en Lissabon bedreigd, toen eindelijk de lang verwachte Engelsche vloot verscheen. Hierover verblijd, onderwierp Ferdinand zich gewillig aan de bevelen van paus Urbanus VI; weldra echter maakten zich de beschermers schuldig aan roof en moord, totdat de komst eener vloot van 80 schepen de Portugézen en Engelschen weder verzoende. Ferdinand vlugtte naar Santarem, en de oorlog eindigde met een verdrag, dat voor Portugal zeer vernederend luidde en waarbij was vastgesteld, dat de kroonprinses Beatrix met Ferdinand, den jongeren zoon van den Koning van Castilië, in het huwelijk zou treden. Naauwelijks echter hadden de Engelschen zich ingescheept, toen Ferdinand zijne gehoorzaamheid aan paus Urbanus opzeide en zich een aanhanger van Clemens VII verklaarde. Ja, hij sloot nog naauwer verbindtenis met Castilië doordien bij koning Hendrik bewoog, om zelf de voor zijn zoon bestemde bruid ten huwelijk te nemen. Hij overleed den 22sten of 29sten October 1383, en werd door Beatrix opgevolgd.
Ferdinand August Frans Anton II, oudsten zoon van den hertog Ferdinand van Saksen-Coburg-Gotha-Kohary. Hij werd geboren te Weenen den 9den April 1816 en trad 20 jaar later in het huwelijk met Maria II da Gloria, koningin van Portugal, weduwe van den hertog van LeucMenherg. Hij verkreeg daardoor den titel van hertog van Braganza en van „Koninklijke hoogheid”, terwijl hem na de geboorte van zijn oudsten zoon ingevolge de grondwet die van koning ten deel viel. Na den dood zijner gemalin (1853) werd hij regent des lands tot aan de meerderjarigheid van den Kroonprins (1855). Door zijn schrander en omzigtig bestuur wist hij de aanvankelijke vooroordeelen des volks uit den weg te ruimen en zich algemeen bemind te maken.
Koningen van Spanje, te weten:
Ferdinand I de Groote, koning van Castilië. Hij was de tweede zoon van Sancho Garcia, koning van Navarra. Toen Bermudez, koning van Leon, hem aanviel, versloeg hij dezen en maakte zich meester van diens rijk, hetwelk aan zijne gemalin Sancha in erfbezit werd toegewezen (1037). Bij herhaling trok hij met een zegevierend leger naar Portugal, veroverde Coïmbra, bragt den Moorschen koning van Toledo de nederlaag toe en maakte zoowel hem als den Koning van Saragossa schatpligtig. In het jaar 1050 dreef hij door, dat op eene vergadering van bisschoppen eene reeks van verordeningen ten behoeve der kerkelijke tucht werd vastgesteld. Hij versloeg zijn broeder Garcia IV, koning van Navarra, die met Moorsche hulptroepen in Castilië viel, in 1054 bij Burgos, en laatstgenoemde sneuvelde in dien slag. Terwijl voorts de Mooren den Koning van Sevilla beoorloogden, behaalde Sancho, de oudste zoon van Ferdinand, de overwinning op Ramiro, koning van Aragon. Daarna verdeelde Ferdinand het rijk onder zijn 3 zonen, zoodat aan Sancho Castilië, aan Alfonsus Leon en Asturië, en aan Garcia Galicië en Portugal ten deel vielen, waarna hij nogmaals tegen de Mooren te velde trok, en den 28sten December 1065 overleed.
Ferdinand I, koning van Leon (Ferdinand II als koning van Spanje). Hij was een jonger zoon van Alfonsus VII, koning van Castilië, en werd in 1157 opvolger van zijn vader als Koning van Leon, Asturië en Galicië, terwijl zijn oudere broeder Sancho III de kroon van Castilië verkreeg. Hij veroverde in 1166 Alcantara, Albuquerque en Elvas, behaalde in 1168 eene overwinning op Alfonsus, koning van Portugal, en versloeg Aboe-Jacoeb, koning van Marocco, die in 1173 Ciudad Rodrigo ingesloten hield. In 1177 zegepraalde hij bij Argannal nogmaals op de Portugézen, en met laatstgenoemden streed hij voorspoedig tegen Marokko. Hij overleed den 28sten Januarij 1188.
Ferdinand II de Heilige, koning van Castilië (Ferdinand III als koning van Spanje).
Hij was een zoon van Alfonsus IX, koning van Leon, werd geboren in 1199, en zag zich in 1217, in plaats van zijne moeder Berengaria, op den troon van Castilië verheven. Nadat hij meer dan een oproer van wederspannige vasallen gedempt had, overwon hij in 1224 den Moorschen koning van Sevilla, veroverde Quesada, versloeg in het volgende jaar den Koning van Baéza en maakte, na den dood van dien Vorst (1227) zich meester van laatstgenoemde stad. De dood zijns vaders bezorgde hem de heerschappij van Leon, dat hij weldra met Castilië tot een ondeelbaar koningrijk vereenigde. Hij ontrukte aan de Mooren allengs het geheele koningrijk Murcia, met uitzondering van de steden Mula, Lorca en Cartagena, noodzaakte door de belegering van Jaen den Koning van Granada, hem eene jaarlijksche schatting van 50000 dubloenen te betalen, en bouwde eene vloot, waarmede hij, na eene langdurige belegering, Sevilla bemagtigde (1248). Nadat hij voorts Beneden-Andalusië veroverd had en op het punt stond, om een krijgstogt naar Afrika te ondernemen, overleed hij den 30sten Mei 1252. Hij stichtte den Raad van Castilië, onderscheidene bisdommen, den dom te Toledo, verplaatste de universiteit van Palencia naar Saiamanca, verbeterde de regtspleging door den „Codex de las Partidas”, welke door zijn zoon voltooid is, en werd in 1671 door paus Clemens X heilig verklaard.
Ferdinand III, koning van Castilië (Ferdinand IV als koning van Spanje), den oudsten zoon van koning Sancho IV. Hij werd geboren den 6den December 1285 en beklom na den dood zijns vaders den troon van Castilië en Leon. Hij streed voorspoedig tegen Portugal en Aragon, en overleed den 17den September 1312. Men verhaalt, dat hij 2 broeders, van moord beticht, zonder vorm van procès van de muren der stad naar beneden heeft laten werpen, en dat deze hem binnen 30 dagen voor den regterstoel daagden van God, — alsmede dat hij in den nacht vóór den afloop van dien termijn overleed. Hij draagt deswege den bijnaam van de Gedaagde.
Ferdinand I de Regtvaardige, koning van Aragon, 2den zoon van koning Jan Ivan Castilië. Hij werd geboren den 27sten November 1380, ontving als 6-jarige knaap het graafschap Majorca, in 1390 ook Lara en Pennafiel, wees na den dood van zijn broeder Hendrik de kroon van de hand, en oefende met de Koningin de voogdijschap over zijn neef Jan II. In 1407 streed hij voorspoedig tegen de Mooren, veroverde in 1410 Antequera en andere naburige vestingen en verkreeg van zijne tijdgenooten den naam van Ferdinand van Antequera. Na den dood van koning Martinus van Aragon, versloeg hij den Pretendent, den graaf van Urgelo, die door een Engelsch leger ondersteund werd, en ontving in 1414 te Saragossa de koningskroon. Te midden zijner groote plannen overleed hij te Igualada den 2den April 1416. Zijne vroomheid, regtvaardigheid en schranderheid verhieven hem tot een der voortreffelijkste vorsten van Aragon.
Ferdinand II de Katholieke, koning van Aragon (Ferdinand V als koning der Vereenigde Spaansche gewesten), den eenigen zoon van koning Jan II van Aragon. Hij vwerd geboren te Soz den 10den Maart 1452, in 1466 tot mederegent van Aragon en in 1468 tot koning van Sicilië verheven, en huwde in 1469 met Isabella, erfprinses van Castilië. Na den dood van zijn schoonbroeder Hendrik IV aanvaardde hij in 1474 met zijne gemalin den troon der voornaamste 2 Spaansche koningrijken, terwijl met betrekking tot Castilië de koninklijke beslissing aan Isabella verbleef. Beroemde staatslieden, zooals Mendoza, Ximenes, Gonzalo de Cordova enz. en een voorspoedige zamenloop van omstandigheden waren oorzaken van Spanje’s ongemeenen bloei onder zijn bestuur. Ferdinand en Isabella zochten het koninklijk gezag door beperking van dat van den adel te bevestigen en tevens het grondgebied der vasallen in bezittingen der kroon te herscheppen, terwijl zij inzonderheid zorgden voor eene betere regtspleging. De vereeniging van 3 grootmeesterschappen met de kroon vermeerderde het inkomen der schatkist, en ook op de kerkelijke waardigheden en goederen deed „de Katholieke” zijn invloed gelden. Eene merkwaardige instelling van dien tijd is de Inquisitie, die in strijd met de wenschen der zachtmoedige Isabella door Mendoza ontworpen werd, en in 1481 te Sevilla haar eerste auto-da-fé volvoerde.
Een strooptogt van den markies van Cadix opende in 1481 de vijandelijkheden tegen Granada, welke stad in 1492 in handen viel van de Katholieke Majesteiten. De onverdraagzaamheid van het Hof dwong de meeste Mohammedanen en ongeveer ½ millioen Israëlieten, om het land te verlaten. Sedert Columbus de Nienwe Wereld ontdekt had, was deze aan Spanje onderworpen, dat heerschappij voerde over den geheelen Atlantischen Oceaan. Door deel te nemen aan de Ligue van Cambray en aan de Heilige Ligue verkreeg Ferdinand de aan Venetië tot pand gegevene havens van Apulië en Spaansch Navarra, terwijl Ximenes belangrijke voordeelen behaalde in Afrika. Ferdinand was echter niet gelukkig in zijn huiselijk leven. Na den dood van zijne kinderen, met uitzondering van zijne jongste dochter Johanna, die in 1495 in het huwelijk trad met Philips de Schoone, graaf van Holland en Zeeland en een zoon van Maximiliaan I, keizer van Oostenrijk, verloor hij in 1504 zijne gemalin, zoodat de regering van Castilië aan Johanna of eigenlijk aan genoemden Philippus ten deel viel. Hierdoor ontstemd, trad Ferdinand in het huwelijk met de gravin Germaine de Foix, eene zustersdochter van den Koning van Frankrijk; daar Philips intusschen in 1506 overleed en diens eehtgenoote krankzinnig werd, keerde het bewind over Castilië tot Ferdinand terug. Hij overleed te Madrigalejo den 27sten Januarij 1516.
Ferdinand VI de Wijze, koning van Spanje. Hij was de 3de zoon van koning Philippus V en van Gabrielle van Savoye, werd geboren den 23sten September 1712, zag zich in 1724 erkend als prins van Asturië, en beklom in 1746 na den dood zijns vaders den troon. Bij het aanvaarden van het bewind schonk hij eene algemeene amnestie, verbeterde de geldmiddelen, verlaagde de belastingen, bevorderde de nijverheid en verordende gestrenge maatregelen tegen de roofstaten. Hij nam de hoogescholen te Barcelona en te Sevilla in bescherming, en stichtte eene nieuwe te Valladolid, alsmede eene académie voor schilder-, bouw- en beeldhouwkunst te Madrid. Hij werd daarbij ondersteund door den minister Ensenada, wiens opvolger, de Ier Richard Wall, een minder gunstigen invloed had op Ferdinand. Na den dood zijner gemalin Maria Barbara (1758) begaf zich de Koning naar Villa Viciosa, waar zijne zwaarmoedigheid in onnoozelheid ontaardde en hij den 10den Augustus 1759 kinderloos overleed.
Ferdinand VII, koning van Spanje, een zoon van koning Karel Ven van Maria Louiza van Parma. Hij werd geboren den 14den October 1784 en verwierf op 4-jarigen ouderdom den rang van prins van Asturië. De opvoeding, die hij van zijne ouders en van zijn leermeester den hertog van Aleudia ontving, was juist geschikt, om hem te verbitteren. In 1801 trad hij in het huwelijk met de beminnelijke Antoinette Therese, eene dochter van Ferdinand I, den lateren Koning der beide Siciliën, doch deze overleed reeds in 1806; volgens sommigen waren de beleedigingen harer schoonmoeder, volgens anderen was vergif de oorzaak van haren dood. Gedeeltelijk uit haat jegens den hertog van Alcudia, gedeeltelijk uit vrees, dat zijne ouders hem van de troonsopvolging zouden uitsluiten, knoopte Ferdinand betrekkingen aan met Beauharnais, ambassadeur van Frankrijk te Madrid, en gaf zelfs in een brief aan Napoleon van 11 October 1807 den wensch te kennen, om eene dochter van Lucien Bonaparte tot gemalin te nemen.
Zijn plan werd echter ontdekt, en de prins den 28sten October daaraanvolgende in het Escuriaal in hechtenis genomen en een verrader des vaderlands verklaard. Hierdoor ontstond den 8sten Maart de revolutie van Aranjuéz, waarbij de hertog van Alcudia zijn behoud te danken had aan de tusschenkomst van den Prins. Daarop legde de Koning de kroon neder, zich hiertoe gedwongen verklarend, en Ferdinand kwam in zijne plaats. Napoleon gaf voor, dat hij Ferdinand als koning zou erkennen, maar noodigde hem uit, om zich naar Bayonne te begeven, ten einde aldaar te onderhandelen. Hier echter verklaarde de Keizer hem vervallen van den troon, dien hij toewees aan zijn eigen geslacht.
Daar Ferdinand tevens door zijne ouders met eene aanklagt bedreigd werd, als had hij zich op eene onwettige wijze van het gezag meester gemaakt, deed hij onvoorwaardelijk afstand van den troon, nadat hij eerst aan de Junta te Madrid onbeperkte volmagt had gegeven, om de Cortes bijeen te roepen en oorlog te voeren tegen Frankrijk. Tot schadeloosstelling verkreeg hij een jaargeld van 600000 francs uit de Fransche schatkist en het kasteel met de parken van Navarra. Niettemin werd hij naar Valençay verwezen en hier gestreng bewaakt. Eerst tegen het einde van 1813 was Napoleon gezind om hem in zijne regten te herstellen, en op grond van het verdrag van 11 December keerde Ferdinand in Maart 1814 naar Spanje terug. Hier verscheurde hij aanstonds de constitutie van 1812, bevorderde op eene bloedige wijze eene kerkelijke en staatkundige reactie, doch werd door den opstand van 1820 genoodzaakt, gemelde constitutie te herstellen. Hij bezwoer tot 3-maal toe die grondwet, welke de Inquisitie en de pijnbank afschafte, de Jezuïeten verbande, de kloosters ophief en de drukpers van hare banden ontsloeg, maar telkens ook koesterde hij het voornemen, om dien eed zoo spoedig mogelijk te breken.
Door de gewapende tusschenkomst van Frankrijk werd in 1823 het absolutismus in Spanje hersteld. Tot 4-maal toe trad hij in het huwelijk, en eerst zijne laatste gemalin, Maria Christina, eene dochter van Frans I, koning der beide Siciliën, schonk hem eene dochter, die later als Isabella II koningin van Spanje werd, maar zich in 1868 verdreven zag door de revolutie. Maria Christina haalde Ferdinand over, om de Salische wet op te heffen; dientengevolge verzamelde zijn broeder don Carlos een aantal aanhangers en deed een burgeroorlog ontstaan, welke onder den nieuwen kroonpretendent, die in 1873 optrad, nog altijd voortduurt (zie Carlos). Ferdinand overleed den 29sten September 1833.
Een Vorst van Anhalt, namelijk:
Ferdinand Friedrich, vorst van Ahhalt, oudsten zoon van Friedrich Erdman van Anhalt Plesz. Hij werd geboren den 25sten Junij 1769, trad in Pruissische dienst, klom op tot den rang van generaal-majoor en onderscheidde zich bij de veldtogten aan de Rijn (1792—1794). Na den dood zijns vaders woonde hij te Plesz en volbragt onderscheidene reizen. Bij den slag van Jena drong hij vechtend door de vijandelijke gelederen; zijne stoute onderneming, om het belegerde Breslau te ontzetten, leed schipbreuk en hij moest terugtrekken naar Bohemen, waar hij door de Oostenrijkers ontwapend werd. Kort daarna nam hij zijn ontslag, deed eene reis naar de Nederlanden en Frankrijk en vestigde zich te Plesz. Later kwam hij in het bezit van het hertogdom Anhalt-Köthen, ging in 1825 over tot de E. Katholieke kerk, en overleed den 23sten Augustus 1830.
Een Keurvorst van Beijeren, te weten:
Ferdinand Maria, een zoon van Maximiliaan I. Hij werd geboren den 31sten October 1636, in 1650 tot mederegent benoemd, het volgende jaar de opvolger van zijn vader, en overleed den 26sten Mei 1679.
Een Hertog van Brunswijk, namelijk:
Ferdinand Albrecht II, een zoon van Ferdinand Albrecht I van Brunswijk-Bevern. Hij werd geboren den 29sten Mei 1680, zag zich in 1687 benoemd tot opvolger van zijn vader in Bevern, ontving eene voortreffelijke opvoeding, en streed in den Spaanschen Successieoorlog bij het Keizerlijk leger in Schwaben.
Hij klom spoedig op en was in 1713 luitenant-veldmaarschalk. Onder prins Eugenius streed hij tegen de Turken, werd stadhouder te Komorn, en onderscheidde zich bij Peterwardein, bij de belegering van Temesvar en bij Belgrado. In 1723 werd hij veldmaarschalk, in 1727 rijksveldtuigmeester-generaal, en in 1733 rijksgeneraalveldmaarschalk. In 1735 benoemd tot hertog van Brunswijk, overleed hij reeds den 2den September van dat jaar.
Groothertogen van Toscane, namelijk:
Ferdinand I, den vierden zoon van Cosimo I. Geboren in 1549, werd hij in 1562 cardinaal en verkreeg grooten invloed aan het Pauselijk Hof. Na het overlijden van zijn broeder Frans (1587) belastte hij zich met het beheer van het Groothertogdom, zocht den handel op te beuren, ondersteunde Hendrik IV, koning van Frankrijk, tegen de Ligue, verjoeg de Turken uit Bona, en overleed den 7den Februarij 1609.
Ferdinand II, een zoon van Cosimo II en een kleinzoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1610, beklom in 1621 den vaderlijken troon onder voogdijschap van zijne moeder en grootmoeder, nam in 1628 zelf de teugels van het bewind in handen, werd echter afhankelijk van Spanje, en overleed den 24sten Mei 1670. Wegens zijn beminnelijk karakter werd hij algemeen betreurd.
Ferdinand III of eigenlijk Ferdinand Joseph Jan Baptist, tweeden zoon van Leopold. Hij werd geboren den 6den Mei 1769 en ontving onder de leiding van den markies Manfredini eene voortreffelijke opvoeding. Toen na den dood van Joseph II zijn vader keizer werd, aanvaardde hij den 2den Julij 1790 de regering van het Groothertogdom, bevorderde er handel, kunst en wetenschap en verbeterde de wetgeving. In 1793 werd hij door de bedreigingen van Rusland en Engeland genoodzaakt, om met hen tegen Frankrijk zamen te spannen, doch hij veranderde van rigting, toen de Franschen binnendrongen in Piémont. Met hen sloot hij vrede den 9den Februarij 1797, zocht den staat van onzijdigheid te handhaven, maar trad vervolgens, om de plannen van Frankrijk te verijdelen, in onderhandeling met het Hof te Weenen. Weldra trokken Fransche troepen naar Florence en noodzaakten Ferdinand, de wijk te nemen naar Oostenrijk.
Bij den Vrede van Luneville (1801) moest hij afstand doen van zijn Groothertogdom en kreeg het keurvorstendom Salzburg in de plaats, hetwelk echter bij den Vrede van Preszburg (1805) aan Oostenrijk en Beijeren werd toegevoegd. Nu ontving hij Würzburg als schadeloosstelling, hetwelk tot een groothertogdom verheven werd. Napoleon was hem zeer genegen. Na den Vrede van Parijs (30 Mei 1814) kreeg hij Toscane terug met nog meer grondgebied, maar moest nog eenmaal zijne residentie verlaten, toen Murat in 1815 aldaar een inval deed, om er de onafhankelijkheid van Italië te veroveren. Weldra echter keerde hij derwaarts terug, en overleed den 17den Junij 1824.
Ferdinand IV, oudsten zoon van Leopold II en van Maria Antonia van Napels. Hij werd geboren den 10den Junij 1835, genoot eene vrijzinnige opleiding, doeh legde sedert het bezetten des lands door Oostenrijk in 1848 eene groote neiging tot de krijgsdienst aan den dag. Hij was echter niet te bewegen,om in den Italiaanschen oorlog van 1859 tegen Oostenrijk te velde te trekken, zoodat te Florence eene omwenteling uitbarstte, die het groothertogelijk Huis noodzaakte, om naar Weenen de wgk te nemen. Wel deed Leopold II nu afstand van zijne waardigheid ten behoeve van zijn zoon, doeh deze kon enkel protest indienen tegen de Piémontésche heerschappij. hij vestigde zich vervolgens op eene villa aan de Bodensee, niet ver van Lindau.
Een Landgraaf van Hessen-Homburg, namelijk:
Ferdinand Heinrich Friedrich, geboren den 26sten April 1783. Hij was de jongste zoon van den landgraaf Friedrich Ludwig (✝1820), werd generaal der cavalerie bij het Oostenrijksche leger, en kwam in 1848 door den dood zijns broeders aan het bewind. Hij riep in 1849 eene constituante bijeen, waarna hij in 1850 eene grondwet afkondigde, die echter reeds in 1852 weder ingetrokken werd. Hij overleed den 24sten Maart 1860, weshalve het landgraafschap ten deel viel aan het groothertogdom Hessen-Darmstadt, doch in den nazomer van gemeld jaar door Pruissen werd geannexeerd.
Een Aartshertog van Oostenrijk, te weten:
Ferdinand, den 2den zoon van keizer Ferdinand I en den broeder van keizer Maximiliaan II. Hij werd geboren te Linz den 14den Junij 1529, zag zich met het beheer van Bohemen belast, en was opperbevelhebber in den oorlog tegen de Turken in Hongarije (1556). In 1550 trad hij in 't geheim in het huwelijk met Philippine Welser, de dochter van een patriciër in Augsburg. Zij schonk hem onderscheidene kinderen. Na den dood zijns vaders werd hij stadhouder in Tyrol, terwijl zijne verbindtenis gewettigd werd. Hij overleed den 24sten Januarij 1595.
Een Prins van Brunswijk, namezijk:
Ferdinand, een der meestberoemde Pruissische veldheeren in den Zevenjarigen oorlog. Hij was de 4de zoon van hertog Ferdinand Albrecht II, aanschouwde het levenslicht op den 11den Januarij 1721, trad in Pruissische dienst, en woonde als vrijwilliger den veldtogt in Silézië bij (1741), waar hij in verschillende veldslagen aan de zgde van den Koning streed. Na den vrede werd hij bevorderd tot generaal-majoor der infanterie, en bij het uitbarsten van den tweeden Silézischen oorlog was hij weder de krijgsmakker des Konings. Hij onderscheidde zich bij verschillende gelegenheden en werd in 1750 tot luitenant-generaal en in 1752 tot gouverneur der vesting Peitz benoemd. In 1755 ging hij in die betrekking naar Magdeburg. Bij den aanvang van den Zevenjarigen oorlog was hij aanvoerder van eene der 3 Pruissische legerafdeelingen, die oprukten naar Saksen; hij bereikte Leipzig en trok weldra naar Bohemen, waar hij bij Lobositz bevel voerde over den regtervleugel.
Hij droeg voorts veel bij tot de overwinning bij Praag (1757) en bestuurde eenigen tijd de belegering van deze stad. Bij Roszbach voerde hij wederom het bevel over den regtervleugel, en hij werd daarna opperbevelhebber van het leger in Westfalen, dat hij met zulk een goeden geest wist, te bezielen, dat het een zegevierenden strijd voerde tegen de Fransche troepen. Nadat hij in December 1757 den hertog de Richelieu naar Celle teruggeworpen en Harburg en Lüneburg ingenomen had, verjoeg hij laatstgenoemde uit verschillende Duitsche landen en zegepraalde bij Crefeld en Minden. Het was hem wel is waar niet mogelijk te beletten, dat de Franschen in 1760 hunne vroegere stellingen weder innamen, doch hij hield hen het volgende jaar tegen door hunne nederlaag bij Bellinghausen. Hij opende den veldtogt van 1762 met de overrompeling van Wilhelmsthal, en werd na het sluiten van den vrede veldmaarschalk, stadhouder van Magdeburg en chef van een regiment voetvolk in Pruissische dienst. Wegens eenig ongenoegen met den Koning nam hij in 1766 zijn ontslag, onderscheidde zich door zijne weldadigheid en vooral door het verleenen van ondersteuning aan kunstenaars, en overleed den 3den Julij 1792.
Andere merkwaardige mannen van dien naam zijn:
Ferdinand Karel Joseph van Este, een Oostenrijksch veldmaarschalk en gouverneur-generaal van Galicië en Siebenbürgen. Hij was de tweede zoon van den aartshertog Ferdinand Karel Anton Joseph en werd geboren den 25sten April 1781. Reeds in den oorlog tegen Frankrijk (1805) verkreeg hij het opperbevel van het 3de Oostenrijksche arméecorps, maar werd bij Günzburg door den maarschalk Ney geslagen, waarna hij met een gedeelte zijner troepen naar Oettingen ontsnapte. Bij Gunzenhausen aan de Altmühl werd hij echter ingehaald door de cavalerie van Murat, zoodat zijne infanterie en zijn zwaar geschut in handen vielen van den vijand. Eindelijk bereikten de Franschen hem nogmaals bij Eschenau, zoodat hij ten slotte den 22sten October met nog geen 1500 man te Eger aankwam.
Hierna verkreeg hij het opperbevel over de Keizerlijke troepen in Bohemen, organiseerde den landstorm, leverde aan het Beijersche leger onderscheidene voorspoedige veldslagen en dekte den regtervleugel van het leger der Bondgenooten tot aan den slag bij Austerlitz. De Vrede van Preszburg maakte een einde aan dezen veldtogt. In 1809 trok hij als opperbevelhebber van het 7de arméecorps met 36000 man over de Pilica in het hertogdom Warschau, zocht vruchteloos de Polen tot een opstand tegen Napoleon aan te sporen en ondervond bij Rascyn van Poniatowski een hardnekkigen tegenstand. Laatstgemelde veldheer liet echter Warschau in zijne handen, terwijl hij om de Oostenrijkers zocht te trekken, en toen Dombrowski de Bzura overschreden had, zagen zich de Oostenrijkers genoodzaakt, Warschau te ontruimen en, door Poniatowski bedreigd, ook Galicië en Krakau. In het jaar 1815 aanvaardde hij het opperbevel over de Oostenrijksche reserve en trok met 2 afdeelingen bij Luneville over de Rijn, — in 1816 werd hij commandant van Hongarije, — in 1830 van Galicië en Siebenbürgen, — en nadat hij in 1846 zijne betrekking had neêrgelegd, overleed hij den 5den November 1850.
Ferdinand de Heilige of de Standvastige, zesde zoon van koning Joab I van Portugal. Hij werd geboren den 29sten September 1402 en onderscheidde zich reeds in zijne jeugd door zijne godsdienstigheid en zijn vasten wil. In 1437 ging hij met zijn broeder Hendrik naar Afrika om Tanger te belegeren, maar de Portugézen waren weldra genoodzaakt, om met de Mooren vrede te sluiten onder voorwaarde, dat aan deze Ceuta zou worden teruggegeven, waarna Ferdinand als gijzelaar achterbleef. Daar echter Hendrik weigerde aan deze voorwaarde te voldoen, werd Ferdinand uitgeleverd aan den Sultan van Fez, die hem als een slaaf behandelde. Ferdinand droeg zijn vreeselijk lot met de grootste standvastigheid, totdat hij den 5denJunij 1443 bezweek. Hij werd in 1470 heilig verklaard, terwijl in het volgende jaar zijn stoffelijk overschot vervoerd werd naar Portugal.
Ferdinand de Cardinaal-infant, derde zoon van Philippus lIl van Spanje. Hij werd geboren in het Escuriaal den 16den Mei 1609, zag zich in 1619 belast met het bestuur van het aartsbisdom Toledo, ontving kort daarna den cardinaalshoed, en zou in 1633 een leger naar Duitschland brengen. Hij zond echter de helft der manschappen onder het bevel van den hertog van Feria uit Italië derwaarts, terwijl hij de andere helft door wervingen voltallig zocht te maken, en bragt eene verzoening tot stand tusschen de Genuézen en den hertog van Savoye. In September 1834 vereenigde hij zich met het leger van den Koning van Hongarije, woonde den slag bij Nördlingenbij,en ging in 1635 naar de Nederlanden. Hier stelde hij perk aan het vooruitrukken van het Fransch-Nederlandsche leger, trok in 1836 over de Fransche grenzen, noodzaakte la Capelle tot de overgave, versloeg een ander Fransch leger, en drong voorwaarts naar Corbie. Terwijl hij vóór de muren dezer vesting 10 dagen toefde, bragt Richelieu een leger te velde, hetwelk den Infant noodzaakte, om zich met eenige vaste plaatsen te vergenoegen, doch met het leger het land te ruimen. In het volgende jaar poogde hij vruchteloos Breda te ontzetten, hetwelk door den prins van Oranje belegerd werd, doch in 1638 behaalde hij eene glansrijke overwinning bij Calloo, versloeg den graaf van Nassau in een bloedig gevecht, en bewerkte dat de belégering van Gelder werd opgebroken. In de jaren 1639 en 1640 moest hij zich tot een verdedigenden oorlog bepalen, en hij overleed te Brussel den 9den November 1641.
Ferdinand Georg August, hertog van Saksen-Coburg-Gotha-Kohary, tweede zoon van hertog Frans van Saksen-Coburg. Hij werd geboren den 28sten Maart 1785, trad in Oostenrijksche dienst, en werd luitenant-veldmaarschalk en chef van een regiment huzaren. Hij trad in 1816 in het huwelijk met de schatrijke prinses Maria Antonia Gabriélla van Kohary, omhelsde met haar in 1818 de R. Katholieke godsdienst, verkreeg in 1827 het burgerregt in Hongarije, en overleed te Weenen den 27sten Augustus 1851. — Zijn zoon Ferdinand is vermeld onder de Koningen van Portugal.
Ferdinand Wilhelm, hertog van Würtemberg-Neustadt, een zoon van hertog Friedrich van Würtemherg. Hij werd geboren den 12den September 1659, trad aanvankelijk in Deensche krijgsdienst, en streed vervolgens van 1681 tot 1687 in het Keizerlijk leger, vooral tegen de Turken. Nadat hij in 1690 bevel had gevoerd over de Deensche hulptroepen van Willem III in Ierland, waar hij veel tot onderwerping van dat eiland bijdroeg, trok hij in 1692 met Deensche hulpbenden naar de Nederlanden, om tegen de Franschen te vechten, en onderscheidde zich vooral bij Steenkerken (1692) en bij Neerwinden (1693). Hij werd er tot generaal der Nederlandsche infanterie en tot kolonel der Koninklijke lijfwacht bevorderd, verijdelde in 1694 door de verdediging van Nieuwpoort de aanslagen der Franschen, en hielp in het volgende jaar Namen veroveren. Na het sluiten van den vrede werd hij gouverneur van Sluis en van geheel het Nederlandsch gedeelte van Vlaanderen, en ontdekte in 1696 eene wijdvertakte zamenzwering tegen koning Willem III. In 1698 voerde hij als generaal-veldmaarschalk het bevel over het Poolsch-Saksische leger in Ukraine en streed in 1700 in Holstein tegen de Zweden. Hij overleed te Sluis den 7den Junij 1701.