Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 11-01-2018

Aorta

betekenis & definitie

Aorta is de naam van de groote slagader, van den hoofdstam van alle slagaderen. Zij ontspringt uit de linker kamer van het hart, welke al het bloed, dat uit de longen door de longaderen in den linker voorhof van het hart teruggekeerd en van hier in de linker kamer gedreven is, door de aorta naar alle deelen des ligchaams stuwt. Zij behoudt haren naam tot aan hare vertakking in de beide heupslagaderen (arteriae iliacae), onder de buikholte gelegen, maar zij heeft onderscheidene bijnamen. Men onderscheidt de opklimmende aorta (a. adscendens) en de dalende aorta (a. descendens), tusschen welke de boog der aorta (arcus aortae) gelegen is.

De dalende aorta wordt wederom verdeeld in de borstaorta (a. descendens thoracica) en in de buikaorta (a. descendens abdominalis). De oorsprong of bol der klimmende aorta (bulbus aortae) ligt achter de longslagader en is aan den wortel omringd door het spiervleesch van de linker hartkamer. Bij den aanvang vindt men in de aorta 3 halvemaanvormige klapvliezen, die het terugvloeijen der bloedkolom naar het hart beletten. De klimmende aorta ligt nog binnen het hartzakje en stijgt aanvankelijk achter de longslagader van de linkerzijde en van achteren naar de regterzijde en naar voren omhoog en komt dan tusschen deze en de bovenste holle ader vóór den regter tak der luchtpijp te liggen. Boven de 3 halvemaanvormige klapvliezen ontspringen de kroonslagaderen van het hart (arteriae coronariae cordis), die tot onderhoud strekken van het hart zelf.

Als de opklimmende aorta het hartzakje verlaat, begint zij zich te buigen en gaat van voren en van de regterzijde in een boog schuins over den regter tak der longslagader en den linker tak der luchtpijp naar achteren en naar de linkerzijde. De holle zijde van deze boog is naar beneden en de bolle zijde, die zich tot de hoogte van den tweeden borstwervel verheft, naar boven gekeerd. Uit den aortaboog ontspringen de slagaderen van het hoofd en van de armen. Vooreerst ontspringt regts de ongenoemde slagader (arteria anonyma) die zeer kort is en zich in regter halsslagader (carotis dextra) en regter sleutelbeenslagader (subclavia dextra) verdeelt. Niet ver van daar ontspringt de linker halsslagader (carotis sinistra) en de linker sleutelbeenslagader (subclavia sinistra). Vóór den 4den borstwervel neemt dat gedeelte der aorta een aanvang, hetwelk men de dalende noemt en aan de linkerzijde der borstwervels in de achterste tusschenruimte van het borstvlies (mediastinum posticum) tot aan het middelrif naar beneden loopt. Langzamerhand nadert zij tot de lijn der wervelkolom en gaat door het middelrif — door de aortaspleet (hiatus aorticus diaphragmatis), die op de hoogte van den 12den wervel gelegen is, en vervolgt haren togt tot de buikholte als aorta descendens abdominalis.

In de borst gaan van de borstaorta vele takken uit, van welke sommige zich zijwaarts begeven naar de wanden der borstholte, zooals de achterste tusschenribsslagaderen (arteriae intercostales posteriores), doorgaans 9 naar elke zijde en de bovenste middelrifslagaderen (arteriae phrenicae superiores), en andere voorwaarts in de borstholte, zooals de luchtpijpslagaderen (arteriae bronchiales posteriores) ten getale van 2 tot 4, de slokdarmslagaderen (arteriae oesophageae) ten getale van 3 tot 5, en de achterste hartzak- en middelvliesslagaderen (arteriae pericardiacae et mediastinae posticae). Nadat de buikaorta zijn togt volbragt heeft door de spleet van het middelrif en zich in de holte van den onderbuik bevindt, loopt zij langs de voorzijde en ongeveer langs het midden der lendewervels tot aan den 4de of 5de van deze naar beneden, waar zij zich in de beide heupslagaderen verdeelt, die met een scherpen hoek met elkaâr en naar beneden gaan. In dezen hoek ontspringt de middelste slagader van het heiligbeen (arteria sacra media). De aorta zendt op dien weg onderscheidene takken uit, zoo als de middelrifslagaderen, de nier- en bijnierslagaderen (arteriae renales et suprarenales), de binnenste zaadslagaderen (arteriae spermaticae internae) en de 4 lendeslagaderen (arteriae lumbales). Voorts ontspringt aan de aorta, omstreeks ter plaatse van den 12den borstwervel, de groote ingewandsslagader (arteria coeliaca), die zich in 3 kleinere slagaderen, welke naar maag, lever en milt loopen, verdeelt op eene plek, die den naam draagt van corpus Halleri, — vervolgens de bovenste en onderste darmslagaderen (arteria meseraica superior en inferior).

Ongesteldheden van de aorta zijn niet zeldzaam. Hiertoe behooren: aangeboren gebreken van den oorsprong der aorta, waardoor eene vermenging van aderlijk en slagaderlijk bloed en dientengevolge blaauwzucht ontstaat, ontsteking der klapvliezen, uitwassen, verbeening, verkalking, alsmede verwijding, die aneurysmen en scheuringen veroorzaken. Vooral is de aortaboog voor verwijding vatbaar, maar desgelijks voor vernaauwing, zoodat hij zich bij zekere ziekelijke aandoeningen soms bijna geheel sluiten kan.

< >