Anselmus, aartsbisschop van Canterbury (Anselmus Cantuariensis), ook wel de Groote bijgenaamd, de grondlegger der scholastieke wijsbegeerte en een der invloedrijkste godgeleerden van zijn tijd, werd in 1034 te Aosta in Piémont geboren. Reeds op zijn 15de jaar wilde hij monnik worden maar zijn verlangen stuitte af op den tegenstand van zijn vader.
Hij gaf zich toen over aan allerlei buitensporigheden, zoodat hij ten gevolge van zijn verfoeijelijk gedrag zijn vaderland moest mijden. Hij doolde rond door Bourgondië en Frankrijk totdat eindelijk de roem van den geleerden Lanfranc hem opwekte, om de kloosterschool te Bec te bezoeken. In 1060 voegde hij zich bij de Benedictijner orde; in 1064 werd hij prior en in 1079 abt van het klooster, en hij bekleedde die betrekkingen op zulk eene uitmuntende wijze, dat geen klooster in Europa in die dagen grooteren roem en geene kloosterschool meer toeloop verwierf. Tegen zijn wil werd hem in 1093 het aartsbisdom van Canterbury (Kantelberg) opgedragen; van dat oogenblik dagteekent een langdurige strijd tusschen het geestelijk en wereldlijk gezag in Engeland. Ten gevolge hiervan begaf Anselmus zich in 1097 naar Lyon. Weldra riep paus Urbanus hem naar Rome en maakte in 1098 gebruik van zijne scherpzinnigheid bij het bestrijden der Grieken op de Synode te Bari. Op zijne voorspraak werd koning Willem de Roode van Engeland ontheven van den ban.
Na den dood van dezen vorst (1100) keerde hij wel is waar op uitnoodiging van Hendrik I naar Engeland terug, maar dadelijk na zijne komst werd de oude strijd hervat, en de Koning zag zich eindelijk genoodzaakt, om de beslissing van paus Paschalis te vragen. Deze viel uit ten gunste der geestelijkheid. Anselmus, die het vonnis te Rome gehaald had, waagde het aanvankelijk niet, in Engeland terug te keeren. Hij toefde 16 maanden te Lyon, totdat eindelijk (1170) eene verzoening tot stand kwam. De aartsbisschop wijdde de priesters, die door den Koning waren aangesteld, en Hendrik deed afstand van het investituurregt, zich met den leeneed der bisschoppen vergenoegende. Van dien tijd af streed Anselmus met den meesten ijver voor de invoering van het coelibaat en vond hierbij in Engeland niet weinig tegenstand. Hij overleed den 21sten April 1109 en werd onder de heiligen opgenomen. Hij was een ijverig voorstander van de leer der Kerk, maar bezat tevens de overtuiging, dat de Christen van het gelooven tot het weten moet opklimmen. Daarom deed hij zijn best om door wijsgeerige beschouwingen de kerkelijke leerstellingen tot onloochenbare waarheden te verheffen. Tevens beproefde hij het, een bepaald bewijs te leveren voor het bestaan van God, het ontologisch bewijs genaamd. De voldoenings- en drieëenheidsleer vonden in hem een krachtigen verdediger. Anselmus onderscheidde zich door scherpzinnigheid en door helderheid van denkbeelden. Zijne werken zijn meer dan eenmaal uitgegeven.