Bourgondië of Bourgogne, eene voormalige Fransche provincie in het oosten van Frankrijk, lag op het stroomgebied van de Seine, Loire en Rhône, en grensde ten noorden aan Lotharingen en Champagne, ten westen aan Bourbonnais, ten oosten aan Savoye en Franche-Comté, en ten zuiden aan Lyonnais en Dauphiné. Het bestond uit een groot aantal afzonderlijke landen en districten en telde op 467 □ geogr. mijlen meer dan 2 millioen inwoners, zich uitstrekkende over de tegenwoordige departementen Ain, Saône-Loire, Côte d’or en Yonne, terwijl men daartoe voorts rekenen mag de departementen Haute Saône, Haute Marne en Aube.
De Saône splitst het land in 2 deelen, waarvan het ééne ten westen en het andere ten oosten gelegen is. Dit laatste vormt in het noorden het bergachtige Opper-Bourgondië met het landschap Bresse. Op den regteroever der Saône verheffen zich de steile hellingen van de bergvlakten van Langres, van den Côte d’or, van Charolais en van de hoogten van Macon, welke door diepe kloven met het Kanaal van Bourgondië en het Canal du Centre van elkaâr gescheiden zijn. Nog zuidelijker aanschouwt men de aanzienlijkste bergtoppen, die zich in de gebergten van Macon en Charolais tot 1000 en in het Jura-gebergte tot ruim 1600 Ned. el verheffen. De voornaamste rivieren zijn er op het stroomgebied van de Rhône, deze rivier zelve met de Ain, en de Saône met de Doubs en Oignon, — op dat van de Seine de bovenloop van deze rivier en de Yonne met de Armençon, — en op dat van de Loire deze rivier zelve en de Arroux. De reeds vermelde kanalen strekken tot verbinding van die rivieren. De bodem bestaat in Neder-Bourgondië uit tertiaire lagen en in Opper-Bourgondië uit Jura-kalk, en het gebergte levert er bouwstoffen, steenkolen en ijzer.
Het klimaat is er over het geheel zacht, en men vindt er uitgestrekte weiden en wouden. In het departement Côte d’or wint men uitmuntenden wijn, en de wijnbergen beslaan er eene oppervlakte van 20 □ geogr. mijlen. De veeteelt, vooral de schapenfokkerij bloeit er ongemeen, en de nijvere bewoners drijven er een levendigen handel in de voortbrengselen des lands. De vier voornaamste steden zijn er Auxerre, Dijon, Macon en Bourg. De inwoners van Bourgondië onderscheiden zich door opregtheid en vrijmoedigheid, door volharding, opgeruimdheid en geestigheid. Bourgondië is een der belangrijkste gewesten van Frankrijk.
Belangrijk is tevens de geschiedenis van Bourgondië. In de 5de eeuw na Chr., toen de Bourgondiërs zich in Gallië vestigden, droeg het den naam van koningrijk en strekte zich uit van de Alpen en Cevennen tot aan de Loire, en van de Middellandsche zee tot aan den Elzas en Champagne. In de 6de eeuw werd het zuidelijk gedeelte daaraan ontrukt. In de 12de eeuw bevatte Bourgondië de helft van Zwitserland, Franche-Comté en eigenlijk Bourgondië. Nogmaals nam het toe in uitgebreidheid, namelijk in de 15de eeuw, toen de Nederlanden er werden bijgevoegd. De geschiedenis kent 4 koningrijken, 2 graafschappen en 1 hertogdom Bourgondië.
De Bourgondiërs (Burgundii of Burgundiones) woonden aanvankelijk in het noorden van Duitschland tusschen de Weichsel en de Oder. Reeds in de eerste eeuw onzer jaartelling schijnen zij dat gewest te hebben verlaten en weldra vertoonen zij zich aan de Donau. In de 3de eeuw worden zij als naburen der Gepieden vermeld, en het schijnt, dat zij vervolgens westwaarts naar de Rijn waren getrokken, waar zij om het bezit der zoutbronnen in Zwaben strijd voerden met de Alemannen. In 276 na Chr., ten tijde van keizer Probus, kwamen zij voor de eerste maal met de Romeinen in aanraking en werden door hen verslagen. Met de Alemannen streden zij tegen de Gothen en vervolgens geraakten zij ook met de Alemannen in oorlog, en toen keizer Valentianus in 370 na
Chr. tegen de Alemannen optrok, werd hij door 80.000 Bourgondiërs bijgestaan.
Toen Rhadagies in 405 een inval deed in Italië, had hij ook Bourgondiërs onder zijn bevel. Hun koning Gondicar misleidde den oproerigen Iovinus in Gallië, en Constantius, de veldheer van Honorius, stond hun een stuk grond af op den linkeroever van de Rijn, in den Elzas en Rijnpfalz. Na het overschrijden van die rivier werden zij Christenen, en verbonden zich met de Galliërs, om de grenzen tegen de Romeinen te beschermen. Niettemin werden zij van deze afhankelijk en door hen in 435 naar het verlatene land der Allobrogen verplaatst, nadat de Romeinsche veldheer Aëtius hun eene geweldige nederlaag had toegebragt. In den grooten strijd tusschen de Hunnen en de volkeren van het Westen sneuvelde Gondicar (450) en werd opgevolgd door Gondioch (Gundeucus), die in 466 zijn zoon Chilperich tot mederegent aannam en zijn gebied uitbreidde, dat nu eerst den naam van Bourgondië ontving. Gondioch liet bij zijn overlijden (473) 4 zonen achter. Van deze zetelde Chilperich, te Genève. Godegisil te Besançon, Gondebald te Lyon, en Godomar te Vienne, — doch de laatste 3 erkenden de oppermagt van Chilperich, als koning van Bourgondië. Laatsgenoemde streed tegen de West-Gothen, wier koning Eurich zich meester maakte van het zuidelijk gedeelte des lands.
Na den dood van Eurich kwam Gondebald in opstand tegen Chilperich, versloeg dezen, nam hem gevangen, deed hem en zijne zonen ter dood brengen en overweldigde den troon. Hij deed voorts een inval in Italië en veroverde Turijn. Nu spoorde Chlotilde, de tweede dochter van Chilperich, haren echtgenoot Chlodwig aan, om den dood van haren vader en van hare broeders te wreken. Gondebald zocht echter zijn broeder Godegisil aan zich te verbinden door Genève aan hem af te staan, maar laatstgenoemde koos te Dijon de zijde van den vijand, en Gondebald zag zich genoodzaakt, om de wijk te nemen naar Avignon. Bij het sluiten van den vrede beloofde hij aan de Franken schatting en hulp in geval van oorlog. Gondebald verkreeg nu hoven zijn erfdeel Genève en Vienne, maar werd reeds in het volgende jaar in laatstgenoemde stad door Gondebald belegerd en bij de verovering gedood. Nu hield Gondebald zich staande tegen de Franken en sloot een verbond met de Oost-Gothen in Italië. Voorts deed hij de Bourgondische wetten verzamelen, die aanvankelijk door wereldlijke en geestelijke heeren te Genève verworpen, maar op een tweeden landsdag te Ambieu door 36 aanzienlijken bekrachtigd werden.
Zij vormen het Bourgondische wetboek (Lex Gundobalda), dat door Sigismond, den zoon van Gondebald, aanmerkelijk werd uitgebreid. In 507 streden de Bourgondiërs met de Franken tegen de West-Gothen, veroverden Narbonne en belegerden Arles. Onder de regering van Gondebald werd Genève van vestingwerken voorzien en Lausanne gesticht. Hij overleed na eene 40-jarige regering. Zijn zoon en opvolger Sigismond werd gedood en Bourgondië in 534 door de Franken onder Childebert en Chlotarius veroverd, waarna het een afzonderlijk deel uitmaakte van het Frankische rijk.
Bourgondië was onder de Frankische heerschappij in 3 deelen gesplitst, en eerst na den dood van Chlotarius I werd het met Dauphiné, Savoije en een gedeelte van Provence een koningrijk onder het bewind van Gontram, den tweeden zoon des overledenen. Gontram behaalde belangrijke overwinningen en wist zijn broeder Childebert, koning van Austrasië, te bewegen, om hem de helft van de stad Marseille af te staan. Na zijn dood kwam Bourgondië met Austrasië onder het bestuur van Childebert II, den zoon van Childebert I. Na den dood van dien vorst werd Bourgondië weder zelfstandig, doch geraakte spoedig nogmaals onder de heerschappij der Franken. Het behield echter nog lang zijne eigene wetten en instellingen, en eerst de Carolingen beschouwden het als regtstreeks onderworpen aan de Frankische kroon. In de 9de eeuw werd de helft van Bourgondië aan Duitschland afgestaan, en later zelfs Lyon en Besançon.
Na den dood van koning Lodewijk (882) kwam onder Karel de Dikke het Frankische rijk in verval. Een zwager van laatstgenoemde, graaf Boso van Autun of van Vienne, wierp zich op tot koning van Bourgondië (Burgondia cisjurana), wegens de hoofdstad Arles ook wel het Arelatensische rijk genaamd, hetwelk eene aanmerkelijke uitgestrektheid had. Veiligheidshalve ontving hij het van Karel de Dikke in leen en werd in 887 opgevolgd door zijn zoon Lodewijk, die zich in 890 als zoodanig erkend en in 891 tot keizer gekozen zag; doch Berengarius versloeg hem, nam hem gevangen en beroofde hem van het gezigt. De ongelukkige stierf in 923 en werd opgevolgd door Hugo, graaf van Arles.
Tegelijk met Boso stichtte een zekere graaf Rudolf het koningrijk Opper-Bourgondië, bestaande uit Zwitserland, Valois, Genève, Chablais en Bugri, en hij ontving het als Rudolf l in leen van keizer Arnulf (890). Hij overleed in 912, en zijn zoon Rudolf II verkreeg in 924 de heerschappij over de beide Bourgondische koningrijken. Toen de zoon van dezen, Rudolf III, overleden was, maakte Odo van Champagne zich korten tijd meester van het rijk, maar in 1034 onderwierp zich Bourgondië aan den Duitschen koning Koenraad II, die er zijn zoon Hendrik, later keizer Hendrik III, op den troon plaatste. Op hem volgden Hendrik IV en Hendrik V, en na het kinderloos overlijden van dezen beschouwde keizer Lotharius Bourgondië als een deel van het Duitsche rijk en benoemde er hertog Koenraad van Zähringen tot erfelijk stadhouder. De vasallen en steden maakten er zich echter allengs onafhankelijk van het Duitsche rijk, dat ten slotte alleen de graafschappen Savoije en Montbeliard en het bisdom Basel behield.
Omstreeks den tijd, toen Duitschland het oppergezag verkreeg over het Aralatensisch koningrijk, ontstonden er in Bourgondië twee graafschappen: Opper-Bourgondië of Franche Comté en Neder-Bourgondië of Klein-Bourgondië (Petit Bourgogne). Wij zullen de geschiedenis daarvan niet in bijzonderheden nagaan, maar hier slechts vermelden, dat Franche Comté na het uitsterven van het Bourgondische huis aan Habsburg en in 1678 aan Frankrijk verviel.
In de dagen toen Rudolf I het zuidelijke Bourgondische koningrijk stichtte, maakte Richard de Regter (Justicier), een magtig heer in het hertogdom Bourgondië, zich aldaar meester van de heerschappij. Hij was graaf van Autun en een zwager van Karel de Kale, die hem het bewind over dat land had toevertrouwd, hetwelk ten westen van de Saône zich uitstrekt tot aan Bourbon en is evers. Richard bestreed zijn broeder Boso, veroverde Macon en Vienne, en plaatste in 887 hertog Otto (Eudes) op den troon van Frankrijk. Voorts versloeg hij de Noormannen, en na zijn dood (921) werd zijn zoon Raoul zijn opvolger en 3 jaar later koning van Frankrijk. Na zijn sterven (936) werd dat gedeelte van Bourgondië in 3 hertogdommen verdeeld, maar deze onder Hugo de Groote weder tot één hertogdom vereenigd. Hij werd door koning Lotharius, en zijn zoon door diens broeder Hugo Capet in het bezit der hertogelijke waardigheid bevestigd (965). Wij gaan een aantal opvolgers, die oorlogen voerden en zich met de aanzienlijkste geslachten van Frankrijk verbonden, met stilzwijgen voorbij.
In 1361 verviel het hertogdom aan de Fransche kroon, en koning Jean schonk het in 1363 in erfbezit aan zijn jongsten zoon Philips de Stoute, hetwelk door keizer Karel IV en in 1364 door koning Karel V bevestigd werd, terwijl Touraine terugkeerde tot de Fransche Kroon. De bloedverwanten van den laatsten hertog deden echter aanspraken gelden, die bevredigd moesten worden. Margaretha van Vlaanderen verkreeg de graafschappen Bourgogne en Artois, en Jan van Boulogne, graaf van Montfort, de graafschappen Boulogne en Auvergne. Philips trad echter met Margaretha in het huwelijk en strekte zijn gezag over Vlaanderen uit. Nu waren het graafschap en het hertogdom Bourgondië weder onder denzelfden beheerscher vereenigd, en deze beijverde zich, om zijn gebied uit te breiden.
Hij deed tevens veel tot bevordering van de welvaart zijner onderdanen, stond gedurende de krankzinnigheid van Karel VI met den hertog van Orléans aan het hoofd der regering in Frankrijk en overleed in 1404, opgevolgd door Jan zonder Vrees, die in 1407 den hertog van Orléans te Parijs op straat deed vermoorden en zich meester maakte van de stad. Wel werd hij veroordeeld, om de hertogin-weduwe van Orléans om vergiffenis te smeeken en Frankrijk in geen 20 jaar weder te betreden, maar hij bood weêrstand aan die eischen, en daar de Hertogin weldra overleed, verzoende Jan zich met den Koning van Frankrijk. Zijne tegenstanders vormden nu eene magtige ligue; tijdelijk viel Jan in ongenade bij den Koning, maar de slag bij Azincourt (1415) verbrak de magt van zijne tegenstanders, en hij genoot na den Vrede van Macon weldra weder den voormaligen invloed. In 1419 werd hij echter op last van den Dauphijn door diens gunsteling Tanneguy de Duchâtel bij eene vreedzame zamenkomst op de brug van Montereau vermoord.
Te vergeefs poogde de Dauphijn zich nu meester te maken van Bourgondië. Philips de Goede, de zoon des vermoorden, verbond zich met Hendrik V van Engeland, om den dood zijns vaders te wreken, en zelfs de Koning van Frankrijk trad toe tot dit wraakverbond. Men besloot, dat de Dauphijn onterfd, Frankrijk aan Engeland afgestaan en Parijs aan Bourgondië toegekend zouden worden. Hierdoor ontstond een oorlog, die 20 jaren lang het land verwoestte. Hagchelijk werd de toestand van Philips, toen Hendrik V en Karel VI overleden en het Fransche volk den Dauphijn als wettigen troonopvolger erkende. Wèl verbond hij zich nog naauwer met den hertog van Bedford, die in Frankrijk het bewind voerde, door diens huwelijk met Anna van Bourgondië, maar de vriendschap met Engeland verflaauwde, toen zijne nicht Jacoba van Beijeren (zie onder Beijeren), gravin van Holland en Henegouwen, met hertog Humphrey van Glocester, regent van Engeland, in het huwelijk trad. Laatstgenoemde wilde zich met geweld van wapenen in het bezit stellen van Henegouwen, en de oorlog tusschen hem en Philips zou weldra uitgebarsten zijn, indien Jacoba hare Staten niet aan dezen had afgestaan. Zoodoende werden de Nederlanden met Bourgondië vereenigd. Philips zag zijn aanzien klimmen door zijn huwelijk met Isabella van Portugal, hij stichtte de orde van het Gulden Vlies (10 Januarij 1430), beteugelde bij herhaling de oproerigheden der Gentenaars en Luikenaars, vergrootte zijn gebied, sloot in 1435 vrede met Frankrijk, oorloogde tegen Engeland, verleende eene wijkplaats aan den Dauphijn van Frankrijk, die er later als Lodewijk XI den troon beklom, streed vervolgens tegen dezen, noodzaakte hem tot den Vrede van Conflans (1465) en overleed in 1467 na eene glansrijke regering van 48 jaren, zijne bloeijende staten achterlatende aan zijn eenigen zoon Karel de Stoute, desgelijks graaf van Holland en Zeeland.
Karel de Stoute begon zijne regering met het tuchtigen der oproerige Luikenaars, die hij van vestingwerken, en der ontevreden Gentenaars, die hij van privilégiën beroofde. Hij nam koning Lodewijk bij Péronne gevangen en dwong hem mede tegen Luik op te trekken. Eduard IV van Engeland vond bij hem eene wijkplaats, terwijl Lodewijk XI het huis Lancaster begunstigde. Karel had in 1468 verbindtenissen gesloten met Bern, Freiburg en Solothurn, maar de gevolgen daarvan werden door den invloed van Lodewijk XI vernietigd. De Zwitsers vielen in Bourgondië en vernielden het land, tot aan Besançon doordringende. Nadat Karel in 1472 een wapenstilstand gesloten had, organiseerde hij een voortreffelijk leger en nam het besluit, om zich onafhankelijk te maken van Frankrijk. Zoodra hij een voorspoedigen inval in Normandië gedaan had, knoopte hij te Trier onderhandelingen aan met keizer Frederik III over het verwerven der koningskroon, maar zij leidden tot geen gewenscht gevolg, hoewel hij den Keizer zocht te vangen met de belofte eener huwelijksverbindtenis van zijne dochter Maria, erfgename van Bourgondië, met diens zoon Maximiliaan. De vijandelijkheden der Franschen riepen Karel naar zijne Staten terug; hij verbond zich met koning Eduard van Engeland en zond aan zijn bloedverwant Ruprecht, aartsbisschop van Keulen, die door den Paus was afgezet, aanzienlijke hulptroepen, om den Keizer te krenken. Hij belegerde Neusz aan de Rijn met 60.000 man, maar toen de Keizer tot ontzet aanrukte, moest hij vrede sluiten.
Vooral door den invloed van Lodewijk XI kwam nu eene algemeene zamenspanning tot stand tegen Karel de Stoute. Daartoe behoorden Frankrijk, Oostenrijk, Lotharingen en Zwitserland. De Hertog liet zich echter geenszins ontmoedigen: hij deed een inval in Lotharingen, verjoeg den hertog René, veroverde Nancy en bestemde deze plaats tot hoofdstad van zijn nieuw rijk. Nu keerde hij de wapenen tegen Zwitserland, maar werd (1476) bij Granson en bij Murten geslagen. Pogingen, om vrede te sluiten, leden schipbreuk op de fierheid van Karel.
Inmiddels had René zich weder meester gemaakt van Nancy, en Karel zond den graaf van Campo Basso derwaarts, om haar te belegeren. René zocht hulp bij de Zwitsers en spoedde zich weldra derwaarts met 20.000 man Zwitsers en Lotharingers. Nu werd den 5den Januarij 1477 de derde slag bij Nancy geleverd en door het verraad van den graaf van Campo Basso verloren. Het leger van Karel werd vernietigd en hij zelf vond den dood in het slaggewoel. Lodewijk XI maakte zich nu meester van het grootste gedeelte van Bourgondië en verlangde de hand van Maria voor den 7-jarigen Dauphijn. Zij trad echter in het huwelijk met Maximiliaan van Oostenrijk (19 Augustus 1479). Deze zocht zooveel mogelijk van Bourgondië te redden en voerde daarover een oorlog met Frankrijk, die bij het overlijden van Maria (1482) nog aanhield.
Haar zoon Philips de Schoone werd nu hertog van Bourgondië onder voogdijschap van Maximiliaan. Deze sloot met Frankrijk den vrede van Arras (1482), waarbij bepaald werd, dat zijne dochter Margaretha met Karel, dauphijn van Frankrijk, in het huwelijk zou treden, waarbij aan de bruid aanzienlijke goederen zouden worden toegekend. De oorlog ontbrandde echter op nieuw, toen Karel de echtgenoot werd van Anna van Bretagne, die reeds bij volmagt zich verbonden had met Maximiliaan, en Margaretha terugzond. Er werd echter eene schikking getroffen, en in 1494 nam Philips zelf de teugels van het bestuur in handen, terwijl na diens dood (1506) Maximiliaan zich wederom met het bestuur belast zag ten behoeve van zijne kleinzonen Karel V en Ferdinand I. Toen werd de overeenkomst van Arras bevestigd en het hertogdom Bourgondië in eene Fransche provincie herschapen, waaraan in 1678 bij den vrede van Nijmegen het graafschap Bourgondië — te voren onder Spaansche heerschappij — werd toegevoegd.
In de geschiedenis van ons Vaderland vinden wij nog de volgende merkwaardige personen uit het huis van Bourgondië:
David van Bourgondië, een onechten zoon van Philips van Bourgondië, graaf van Holland en Zeeland. Hij werd geboren in de eerste helft der 15de eeuw en door zijn vader aan het Kapittel van Utrecht opgedrongen als 55ste Bisschop, terwijl Gijsbrecht van Brederode genoodzaakt werd daarvan afstand te doen. Hij was een oorlogzuchtig en despotiek kerkvorst, die op het gezag steunde van zijn vader en broeder. Hij regelde te Utrecht alles naar zijn welbehagen, en toen dit aan de ingezetenen verdroot, zoodat zij Engelbert van Cleef tot bisschop benoemden, ontstonden er hevige partijschappen, weshalve paus Sixtus IV zich geroepen gevoelde, om het gezag van David met den ban te handhaven. Wèl maakte de Bisschop zich door list van Utrecht meester, maar de stad werd ook weder door de andere partij ingenomen en hij zelf, op een mestwagen en van alles beroofd, gevankelijk weggevoerd. Toen belegerde Maximiliaan de stad en dwong haar tot eene schikking, waardoor bisschop David het gezag weder in handen kreeg. Hij regeerde niet beter dan te voren, en overleed eindelijk in 1496 in hoogen ouderdom op zijn slot te Wijk bij Duurstede.
Anthonie van Bourgondië, graaf van La Roche, heer van Crèvecoeur, Vassi en Beveren, bijgenaamd de Groote Bastaard. Hij was, even als de voorgaande, een onechte zoon van Philips de Goede, werd geboren in 1420, en in 1456 benoemd tot ridder van het Gulden Vlies. In 1458 trok hij met 1000 soldaten zijn broeder David te hulp, — in 1465 volgde hij Karel de Stoute naar Frankrijk en veroverde er onderscheidene steden, —en in het volgende jaar werd hij met een aanzienlijken stoet naar Engeland gezonden, om het huwelijk te sluiten van graaf Karel met Margaretha van York. In 1470 werd hij, als opvolger van Frank van Borssele, houtvester van Holland; voorts bedwong hij een hevig oproer te Zierikzee, begaf zich in 1475 naar Engeland om koning Eduard over te halen tot een inval in Frankrijk, en vervolgens naar Rome, waar hij, op aandrang van Karel de Stoute, als een wettige zoon van Philips de Goede werd erkend.
Daarna werd hij bevelhebber van het leger van Karel, stond dezen in den slag bij Nancy getrouw ter zijde, doch werd door den hertog van Lotharingen gevangen genomen en uitgeleverd aan den Koning van Frankrijk, die hem in zijne nabijheid hield. Wegens zijne afwezigheid werd het houtvestersambt in 1417 opgedragen aan Wolfert van Borssele, en het schijnt, dat de Groote Bastaard verder zijne dagen in rust heeft doorgebragt. Hij overleed den 5den Mei 1504.
Philips van Bourgondië, heer van Beveren, een zoon van den voorgaande. Hij was ridder van het Gulden Vlies, één der voogden van Philips de Schoone, en in 1448 gouverneur-kapitein-generaal van Vlaanderen. Tevens was hij admiraal, en overleed te Brugge den 4den Julij 1498.
Adolf van Bourgondië, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren in 1489, was heer van Vere, Vlissingen, West-kapelle, Domburg enz. en had Desiderius Erasmus en den kronijkschrijver Cornelis Battus tot leermeesters. De Koning van Schotland schonk hem de orde van St. Andries, — ook was hij ridder van het Gulden Vlies en bekleedde de betrekking van groot-baljuw van Henegouwen, admiraal en kapitein-generaal ter zee. Hij diende de Keizer bij het beleg van Mezières, beschermde de haringvloot en begaf zich in 1525 als ambassadeur naar Engeland. In 1537 werd hij lid van den Raad van State, behartigde met onvermoeiden ijver de belangen der nijverheid, en overleed den 24sten December 1539.
Maximiliaan van Bourgondië, een zoon van den voorgaande. Hij werd geboren te Bergen op Zoom in 1514, volgde zijn vader op als admiraal en kapitein-generaal ter zee, ontving in 1546 de orde van het Gulden Vlies, werd in het volgende jaar door den Keizer benoemd tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht, was tegenwoordig bij den afstand van Karel V, werd door Philips II in het stadhouderschap bevestigd en door de Staten van Holland begiftigd met 10.000 gulden. Hij was een man van groot beleid en moed, en overleed den 4den Junij 1558.
Anthonie van Bourgondië, heer van Wakkene en Kapelle, luitenant-admiraal van Vlaanderen, groot-baljuw van Gent en vertegenwoordiger der edelen ter Staten-vergadering. In 1558 was hij onder-admiraal van de graaf van Hoorne, voerde bevel over een eskader van 20 groote schepen en deed den Franschen veel afbreuk. In 1566 stilde hij een oproer te Gent en een jaar daarna werd hij door Philips II benoemd tot stadhouder van Zeeland. Hij beijverde zich om er den opstand der Nederlanders te beteugelen, zoodat deze aan Jan van Marnix en Pieter Haak op Walcheren mislukte. Minder goed slaagde hij te Vlissingen. Vandaar moest hij ijlings de wijk nemen naar Middelburg, werd hier door de Vlissingers belegerd, en sneuvelde buiten deze stad op den 21sten Junij 1573.