Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 10-01-2018

Angst

betekenis & definitie

Angst is een eigenaardig, hoogst onaangenaam gevoel van beklemdheid, dat vergezeld gaat van onrust en hartklopping. Men heeft het niet ten onregte een gevoel van vrees genoemd, verbonden met het besef, dat men niet in staat is om zich te redden. Het verstand wordt er door bedwelmd, de verbeelding met sombere voorstellingen vervuld; dit werkt op het zenuwstelsel en brengt verwarring in den bloedsomloop. Zijne werking openbaart zich zelfs in de huid door koude, bleekheid en angstzweet, — op de ledematen door deze te doen trillen of verstijven, — op het darmkanaal en de blaas.

Angst kan van zedelijken of van stoffelijken oorsprong wezen, naar gelang hij door hevige gemoedsbewegingen of door een ziekelijken toestand ontstaat. Komt hij voort uit eene ongesteldheid van de borst, het hart, den buik of de zenuwen, dan geven wij daaraan den naam van beklemming (anxietas pulmonalis, cardiaca, praecordialis en spasmodica). Wij spreken echter van doodsangst (anxietas agonistica), de beklemdheid, die den dood voorafgaat en zich door eene reutelende, kille, moeijelijke ademhaling en eene flaauwe pols onderscheidt. Die angst is veelal vreeselijk bij vergiftiging, en het vreeselijkst bij hondsdolheid.