Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 08-08-2018

Huid

betekenis & definitie

Huid (De) vormt bij menschen en dieren een zamenhangend omkleedsel des ligchaams, bij de openingen in een slijmvlies overgaande, hetwelk alle aan de oppervlakte des ligchaams uitkomende kanalen bedekt. Indien men de huid en de slflmhuid ongeschonden van de overige ligchaamsdeelen kon losmaken, zoo zou men een gesloten zak met een aantal instulpingen verkrijgen.

Wanneer men de huid op hare doorsnede gadeslaat (fig. 1, 20-maal vergroot), dan ontwaart men hoofdzakelijk 3 lagen, namelijk de opperhuid (epidermis, a), de lederhuid corium, b) en het onderhuidsch celweefsel (tela cellulosa subcutanea, c). De belangrijkste van deze is de lederhuid. Zij bestaat uit doorelkaâr gevlochten bundels bindweefsel en daartusschen gevoegde veerkrachtige vezels. Naar de bovenzijde is het vlechtwerk digter, doch naar de benedenzijde vormt het ruimer mazen. Men vindt deze evenzeer in het onderhuidsch celweefsel, dat zich ook als een los vlechtwerk van bundels bindweefsel vertoont, welks ruimten met groepen vetcellen aangevuld zijn.

Hier bevinden zich tevens de kluwenvormige zweetkliertjes, die door spiraalvormige buizen aan de oppervlakte des ligchaams uitkomen (fig. 1, b). De dikte der lederhuid is zeer verschillend, doch die van de vetlaag nog veel meer. Op alle plaatsen, waar de huid zich digt bij de beenderen of kraakbeenderen bevindt, zooals aan den schedel, op het borstbeen enz., is die dikte zeer gering, terwijl zij elders, waar aanmerkelijke vetvorming plaats heeft,, zeer groot kan zijn. De gevulde vetcellen en het onderhuidsch celweefsel veroorzaken de bevallige ronding der ligchaamsvormen, die men vooral bij het vrouwelijk geslacht opmerkt. De onderste laag van dit celweefsel is gewoonlijk wat vaster en met de daaronder liggende deelen verbonden.

In de bovenste laag der lederhuid worden de vezels van het bindweefsel allengs onduidelijker en eindelijk ontwaart men aldaar enkel eene gelijksoortige, halfdoorzigtige massa, die kegelvormige verhevenheden — gevoelstepels (papillae, p) — doen ontstaan, in de onderste lagen der opperhuid oprijzende. Deze tepels zijn het talrijkst en het meest ontwikkeld op die plaatsen, waar het gevoel het fijnst is, zooals aan de vingertoppen en aan de lippen. zij zijn afzonderlijk, in rijen of groepsgewijs geplaatst, zoodat onderscheidene dezelfde basis hebben, zooals wij zien in fig. 2. Elk tepeltje heeft een haarvat, hetwelk naar zijn top opklimt en dan weder afdaalt of ook een gevoelsorgaan (t), waarin ééne of meer zenuwvezels eindigen.

De bovenste huidlaag — de opperhuid — is desgelijks zeer verschillend van dikte, — doorgaans het dikst onder de voetzolen. Is de opperhuid aan eene gestadige drukking blootgesteld, dan vergroeit zij tot eelt, — ja, tot eksteroogen. Zij bestaat uit eene zelfstandigheid zonder bloedvaten en zenuwen, alzoo zonder gevoel, en dient tot bekleedsel voor de gevoelige lederhuid. Van buiten is zij vast, droog en zelfs hoornachtig, doch naar beneden wordt zij vochtiger en ligt eindelijk als eene slijmerige massa op de lederhuid. Men onderscheidt dan ook bij de opperhuid eene hoorn- en eene slijmlaag. Beide bestaan uit cellen.

De kleine schubbetjes, welke men van de huid verwijderen kan, zijn brokjes van de drooge cellen, waaruit de hoornlaag bestaat. Legt men zulke schubbetjes in natronloog, dan zwellen hunne afzonderlijke cellen op en vertoonen zich als bolvormige blaasjes. Het verlies aan de oppervlakte der huid wordt aangevuld door het ontstaan van nieuwe cellen in het onderste gedeelte der slijmlaag, welke allengs oprijzen. Na huidziekten is de nieuwe vorming dier cellen zeer sterk, zoodat er dan ook eene sterke afschubbing of vervelling plaats heeft. Blaren ontstaan door eene ophooping van vocht in de slijmlaag der opperhuid, zoodat de hoornlaag opgestuwd wordt en tot wand dier ophooping dient.

Bloedvaten en zenuwen verspreiden en vertakken zich in het onderhuidsch celweefsel en in de lederhuid. Van de hoeveelheid bloed in de huid is hare roode of bleeke kleur afhankelijk, terwijl de eigenschappen der opperhuid den eigenlijken teint voortbrengen. In hare cellen toch is de kleurstof gelegen, die bij de niet-Caucasische rassen de oorzaak is van eene min of meer donkere huidkleur.

De huid dient tot orgaan van het gevoel, — voorts om vloeistoffen uit het bloed te verwijderen, en eindelijk tot bekleedsel van de dieper gelegene deelen, terwijl zij tevens gelegenheid geeft tot vorming en ophooping van vet. Ook geschiedt de opneming van zuurstof, voor het bloed onmisbaar, gedeeltelijk door de huid. De reinheid en de doelmatige behandeling van dit belangrijk orgaan staat derhalve in het naauwste verband met onze gezondheid, daar verwaarloozing der huid velerlei ziekten ten gevolge heeft en eene volkomene werkeloosheid der huid zelfs den dood doet ontstaan. Dat hebben de priesters der trage en onzindelijke volkeren van het Oosten zeer goed begrepen, toen zij baden en wasschingen tot godsdienstige gebruiken verhieven. De toestand der huid heeft een aanmerkelijken invloed op de werking van de longen, van de nieren en van het darmkanaal; — die werking houdt op normaal te wezen, wanneer men verzuimt voor de huid te zorgen, terwijl in dit geval tevens lastige en dikwijls gevaarlijke huidziekten ontstaan.

De zorg voor de huid moet de strekking hebben om hare regelmatige werking te bevorderen. Hare fijne poriën mogen niet gevuld blijven met het vuil der uitwaseming en afschubbing. Men dient alzoo die onreinheid door middel van water te verwijderen en tevens gedurig van onderkleederen te verwisselen. Sommigen dragen alleen daarom zorg voor de huid, omdat zij alzoo de schoonheid des ligchaams willen verhoogen; zij vergeten, dat er geene betere schoonheidsmiddelen bestaan dan zindelijkheid en eene gezonde levenswijs. In de eerste plaats komt daartoe het wasschen of baden in aanmerking. Daardoor wordt de huid gereinigd en tegelijk tot werkzaamheid geprikkeld. Hiertoe zijn koudwaterbaden het doelmatigst, welke op onze breedte in het warme jaargetijde worden genomen in water van 16 tot 21° C. Voor koude wasschingen binnen ’s kamers kan de temperatuur wat lager zijn. Men moet deze dikwijls herhalen op die plaatsen, welke het meest aan verontreiniging blootgesteld zijn, zooals de handen, den hals en het hoofd; daarenboven dient men dagelijks borst en armen en althans eenmaal ’s weeks het geheele ligchaam te wasschen.

Dit geschiede met eene groote spons en men drooge zich af met een groven linnen handdoek. Men bediene zich van regen- en rivierwater, en oordeelt men eene krachtige reiniging noodzakelijk, dan is het van belang de zeep niet te vergeten. Warme baden (32—36°C.) zijn voor gezonde menschen des zomers onnoodig en mogen des winters niet vaker dan eenmaal ’s weeks gebruikt worden, daar zij de huid te veel verslappen en ligt verkoudheid veroorzaken. Beter zijn dampbaden, wanneer deze door een koud stortbad worden achtervolgd. Het is te betreuren, dat de openbare gezondheidszorg geene gelegenheid tot baden verschaft aan de geringere standen. Wanneer er sprake kan zijn van leerpligt, dan zou in de eerste plaats voorzeker de badpligt in aanmerking komen. Een gezonde geest kan slechts wonen in een gezond ligchaam, — en het is boven allen twijfel verheven, dat het baden vele ziekten voorkomt, het ligchaam hardt en de gezondheid bevordert.

Een ander middel tot verzorging der huid is eene doelmatige kleeding. Deze is niet altijd aan het behoud der gezondheid dienstbaar. De mode gebiedt weleens sommige deelen zeer weinig of in het geheel niet te dekken, andere te knellen en nog andere aan een nadeeligen luchtstroom bloot te stellen. Men denke slechts aan het ontblooten van hals en borst, aan korsetten en schoenen, aan crinolines enz. Wil men voor de huid en voor de gezondheid zorgen, dan onttrekke men zich aan de gevaarlijke dwingelandij der mode.

Voorts zorge men bij eene gedurige verwisseling van ondergoed, dat dit laatste goed droog zij. De geheele kleeding mag niet te warm wezen, daar zij in dit geval eene al te sterke uitwaseming zou doen ontstaan. Ook mag de kleeding niet bestaan uit stoffen, die de uitwaseming belemmeren, omdat hierdoor eene verweeking en verontreiniging der opperhuid geboren wordt. Wijders zijn dekbedden wegens de overmatige warmte af te keuren, terwijl tevens matrassen van paardehaar of zeewier meer de gezondheid bevorderen dan veeren bedden. Eindelijk heeft eene drooge en luchtige woning een weldadigen invloed op de huid, terwijl men den gunstigen toestand van deze door dieet en ligchaamsbeweging aanmerkelijk bevorderen kan.