Winkler Prins

Anthony Winkler Prins (1870)

Gepubliceerd op 20-08-2018

Zenuwstelsel

betekenis & definitie

Zenuwstelsel noemt men het geheel van al de organen, waardoor het dierlijk ligchaam zich van de planten onderscheidt, zoodat het daardoor de vatbaarheid ontvangt om gewaar te worden en zich willekeurig te bewegen, terwijl daardoor tevens de verrigtingen van het zieleleven, alsmede de vegetatieve werkzaamheden der voeding, der afscheiding enz., worden bevorderd. Deze organen zijn in een behoorlijk onderling verband door het geheele ligchaam verspreid en bestaan uit het door vezels en cellen zamengestelde zenuwweefsel, dat gedeeltelijk in aanmerkelijke massa’s, zooals in de hersenen, het ruggemerg en de zenuwknoopen, is opgehoopt, en gedeeltelijk, in vliezige buizen besloten, in de gedaante van zenuwen het ligchaam doorkruist. Doorgaans verdeelt men de zenuwen in animale en vegetatieve. Het animale zenuwstelsel bestaat uit de hersenen en het ruggemerg en de hieruit ontspringende zenuwen en draagt dien ten gevolge den naam van systema cerebro-spinale.

Het is het orgaan van het psychisch leven en veroorzaakt de met bewustheid verbondene verschijnselen van gevoel en beweging. Het vegetatieve zenuwstelsel (systema vegetativum s. sympathicum) bevordert vooral de onbewuste werkzaamheden van de voeding en afscheiding en van de daarmede gepaard gaande onwillekeurige bewegingen, en draagt ook den naam van organisch zenuwstelsel. Men kan echter de grenzen van die beide stelsels niet met naauwkeurigheid aanwijzen, daar zij door een aantal vezels met elkander zijn verbonden en alzoo in een toestand van onderlinge afhankelijkheid verkeeren. Ook kan men geen physiologisch onderscheid tusschen die beide stelsels waarnemen. Bij beide stelsels onderscheidt men een peripherisch en een centraal gedeelte (zie onder Zenuwen). Het centraal gedeelte van het animale stelsel vindt men in de hersenen en het ruggemerg, en het peripherisch gedeelte in de zenuwen, die de verschillende organen in verband brengen met het centraal gedeelte. In het vegetatieve zenuwstelsel vormen de zenuwknoopen het centraal en de sympatische zenuwvlechten het peripherisch gedeelte. De zenuwzelfstandigheid (substantia nervea) is eene weeke massa, slechts voor geringe uitzetting en zamentrekking vatbaar en van eene zuiver witte of grijs-roodachtige kleur.

De microscopische bestanddeelen van het zenuwweefsel zijn vezels en cellen, die in verschillende afdeelingen van het zenuwstelsel verschillend zijn gegroepeerd. In de witte zelfstandigheid, alsmede in de animale en peripherische zenuwen hebben de vezels de overhand, — in de grijze zelfstandigheid, alsmede in de vegetatieve en in de centrale zenuwen daarentegen de cellen. Met betrekking tot zijn scheikundig zamenstel behoort het zenuwweefsel tot die ligchamen, die bij het koken geen lijm geven en eene aanzienlijke hoeveelheid water bevatten (78%). Daarenboven heeft men daarin eiwit (7°/0) en vetten (5°/0), alsmede phosphorus en zwavel en slechts weinig bloedzouten. De zenuwvezels (primitieve zenuwvezels of zenuwbuisjes), die verreweg het grootste gedeelte van het zenuwstelsel uitmaken, zijn microscopisch dunne, weeke, ronde draden, met eene middellijn van 0,0025—0,025 Ned. streep. Men heeft er met en zonder merg, en deze laatsten komen inzonderheid voor in de peripherische uiteinden der zenuwen, behalve in de reukzenuwen en in de sympathische zenuwen. De mergbevattende zenuwen hebben donkere randen en zijn in verschen toestand waterhelder, doorzigtig en met fijne donkere strepen op den omtrek voorzien en vertoonen zich in groote massa’s met een witte kleur, glansrijk en vettig, maar bezitten bij eene naauwkeurige beschouwing drie bestanddeelen, namelijk de scheede, het merg en de rolronde as. De scheede is een ongemeen dun, volkomen homogeen en waterhelder vlies, aan de binnenzijde voorzien van langwerpig ronde kernen.

Binnen deze scheede heeft men het zenuwmerg in de gedaante van eene ronde buis, die de cylindervormige as omgeeft. Versch zenuwmerg is eene gelijkvormige massa, die op eene dikke olie gelijkt, welke buiten het ligchaam zeer spoedig stolt, zoodat de zenuwvezels alsdan een dubbelen wand schijnen te bezitten. Door dat merg omsloten heeft men in het midden der zenuwvezels de rolronde as of den primitieven band in den vorm van ronde of eenigzins platte vezels. Die as is bleek van kleur, homogeen en overal even dik. Zij is niet, zooals het versche merg, vloeibaar en kleverig, maar veerkrachtig en vast, buigzaam en rekbaar. Men ziet deze as zelfs in de dunste mergbevattende zenuwvezels, en hare dikte is gelijk aan 1/2 tot 1/3 der middellijn van de geheele vezel. Van merg verstokene zenuwvezels zijn zoodanige, waarbij de scheede onmiddellijk de rolronde as omsluit.

Men heeft ze in het verlengde der mergbevattende vezels, en de bleeke vezels, in de scheede besloten, moet men beschouwen als eene voortzetting van de as der mergbevattende buizen. Van merg verstokene vezels komen vooral voor in de medelijdende zenuw (nervus sympathicus). Zenuwcellen komen vooral in groote menigte voor in de grijze zelfstandigheid der centraal-organen en in de zenuwknoopen. De witte zenuwzelfstandigheid of het merg is in het zenuwstelsel in de grootste hoeveelheid voorhanden. Zij is wit van kleur, bestaat nagenoeg uitsluitend uit zenuwvezels, door bindweefsel en fijne vaten verbonden, en is vaster en minder vaatrijk dan de grijze zelfstandigheid. Deze laatste heeft men vooral in den bast en in eenige centrale gedeelten van de hersenen, in het midden van het ruggemerg en in de zenuwknoopen; zij is roodachtig-grijs, weeker, meer vaatrijk, dan de witte zelfstandigheid, en hoofdzakelijk uit zenuwknoopcellen zamengesteld.

< >