Anacharsis was een Scyth van vorstelijke afkomst en ondernam verre reizen om zijn dorst naar kennis te bevredigen. Omstreeks 600 jaar vóór Chr. kwam hij te Athene en genoot er het onderrigt van den wijzen Solon. De komst van dien noordschen vreemdeling, zijne eenvoudige levenswijze, zijn gezond verstand en zijne verrassende antwoorden baarden een algemeen opzien. Allerlei puntige gezegden werden door latere schrijvers aan hem toegekend. Volgens hen noemde hij de wetten van Solon eene spinneweb, waarin de zwakken zich lieten vangen, terwijl de sterken haar verscheurden. Van den wijnstok zou hij gezegd hebben, dat deze drieërlei druiven droeg, dronkenschap, wellust en berouw. Van de Atheensche inrigting, volgens welke belangrijke staatsbesluiten door de Oudsten werden goedgekeurd vóór zij aan het volk werden voorgedragen, verzekerde hij, dat men de wijzen beraadslagen en de gekken beslissen liet. Men verhaalt, dat hij in zijn vaderland, toen hij er de Grieksche godsdienst wilde invoeren, door zijn broeder Saulius is omgebragt.
De 9 brieven, die hem worden toegeschreven, zijn onecht. Lucianus heeft in sommige van zijne zamenspraken, namelijk in “De Scythen” en in “Anacharsis”, het contrast doen uitkomen tusschen den nuchteren noordschen wijsgeer en de mannen der fijne Attische beschaving.
Het is algemeen bekend, dat Barthélemy een oudheidkundig romantisch werk heeft geschreven, getiteld “Voyage du jeune Anacharsis en Grèce.” Daarin laat hij zijn reiziger door Griekenland trekken korten tijd vóór de geboorte van Alexander de Groote en schetst daarbij een levendig tafereel van den toenmaligen toestand van Hellas.